zaterdag 30 april 2011

Royal wedding gatecrash

Ook hier in Rwanda heerst de koorts van de ‘Royal wedding’. Zeker onder de mensen van Britse origine. Iedereen met de Britse nationaliteit was dan ook uitgenodigd om gisteravond tussen 18.00 en 20.00 uur het huwelijk te vieren ten huize van de residentie van de ‘High Commissioner’. Zelfs de grootste republikein wilde dat niet missen en zorgde ervoor om op de gastenlijst te staan. Ook Canadezen en Ieren wilden er graag bij zijn, maar kregen bij hun verzoek om dit bij te mogen wonen, nul op rekest. Dit was een feest alleen voor de Britten.

Officieel binnenkomen mag dan niet lukken, maar ik had mijn zinnen gezet om dit feest ook mee te maken. Misschien valt het wel mee, als je gewoon aan de deur verschijnt, kom je er misschien wel zo in, dus ik ga het toch proberen. Met een flinke groep mensen van VSO komen wij aan bij de residentie. Er staat een bescheiden rij van mensen, en wij sluiten ons aan. Er is duidelijk een gastenlijst, dus misschien gaat dat binnenkomen toch niet lukken. Er is een mevrouw voor ons die veel aandacht vraagt aan de twee bewakers aan de deur, zij zegt dat ze een vriendin van de ambassadrice is, maar staat niet op de lijst. Het zijn flinke lijsten en het is een hele zoekpartij om ieders naam te vinden. Verschillende gasten namen de lijsten in handen om hun naam te zoeken. Mijn huisgenoten Lynne en Darryl zijn aan de buurt en vinden na een flink gezoek eindelijk hun naam. Achter ons heeft zich inmiddels een enorme rij gevormd van gasten. De vriendin van de ambassadrice legt haar situatie nog een keer uit. Ik zeg: “I’m a friend of the family” en vervolgens kan ik met mijn huisgenoten doorlopen naar binnen. Het is gelukt.

Wij worden verwelkomd door de High Commissioner en zijn vrouw. Later zal ik erachter komen dat een ambassadeur de benaming High Commissioner krijgt als deze ambassadeur is van een land dat hoort bij de Commenwealth. En Rwanda hoort daar sinds vorig jaar ook bij. Ik probeer mijn Nederlandse accent zo veel mogelijk te verbergen door zo weinig mogelijk te zeggen. Wij worden uitgenodigd om een glas Pimm’s te nemen. Dat zal vast wel de Britse variant van een welkomstdrankje zijn.

De residentie valt op door zijn bescheidenheid. Die van de Nederlandse ambassadeur is minstens twee keer zo groot, en de tuin van Frans Makken is minsten vier maal die van zijn Britse collega. Ook hier staat een tent in de tuin, maar veel bescheidener en ook het buffet lijkt haast schrepel. Bier, wijn en fris is wel in overvloed te krijgen. Er worden hapjes rondgebracht, waaronder typisch Britse, zoals ‘cucumber sandwich’, zonder korst (with the crust cut off), maar ook hapjes met een meer internationaal karakter. Maar er is zeker geen overvloed aan hapjes, veel minder dan in vergelijking met het Nederlandse feest. Ik zou hier een opmerking over belastinggeld kunnen maken, maar doe het toch maar niet.

Om zeven uur neemt de High Commissioner het woord om iedereen welkom te heten en nog wat toelichting te geven op het huwelijk dat zojuist is voltrokken. Op een groot scherm zal een samenvatting van de plechtigheid worden getoond, een samenvatting van een minuut. De beelden schieten voorbij, en dat is dan ook alles wat ik ervan gezien heb. Een gemiste kans is dat hij zijn toespraak niet heeft afgesloten met een toast op huwelijksgeluk van het jonge paar.

Op het feest krijg ik veel commentaar dat ik als Nederlander zomaar dit Britse feest ben binnengevallen. Ze hebben het over een ‘gatecrash’. En dat in mijn oranje blouse. Ik pak gauw een Brits vlaggetje en ga ermee zwaaien. Ik kom nog een paar Nederlanders tegen van de ambassade. Maar zo rond 21.00 is het aardig leeggelopen en wordt het tijd om op zoek te gaan naar een restaurant, want alleen met de hapjes gaan we het niet redden.

Het was leuk om dit feest mee te maken en het zodoende te vergelijken met het Nederlandse feest van Koninginnedag. Ik hoor wel eens dat wij Nederlanders de beste feesten hebben, waar iedereen naar toe wil gaan. Op grond van wat ik hier heb meegemaakt moet ik dat inderdaad beamen; de Nederlandse feesten zijn inderdaad de beste feesten.

vrijdag 29 april 2011

Koninginnedag

In Nederland is het nog geen 30 april, maar hier hebben we Koninginnedag al gevierd. Op 15 april heb ik via de mail de volgende uitnodiging ontvangen:

Ter gelegenheid van de officiële verjaardag van

Hare Majesteit de Koningin


hebben Harer Majesteits Ambassadeur,
Frans Makken en Mevrouw Lina Stam,
het genoegen leden van de Nederlandse gemeenschap in
Rwanda uit te nodigen voor een receptie ter Residentie

op donderdag 28 april 2011, 18.00 - 20.00 uur
gevolgd door het informele deel van het programma

Als kledingadvies werd ‘tenue de ville’ geadviseerd. Ik heb geen idee wat dat betekent, maar het leek wel gepast om iets met oranje aan te doen. In mijn garderobe hier heb ik dat echter niet voorradig. Dus op naar de markt om een leuk oranje stofje uit te zoeken, met ook een beetje een Afrikaanse uitstraling, om hiervan een blouse te laten maken. Op de markt zijn stoffen in overvloed en al gauw had ik een mooie gevonden en er zijn ook naaisters in overvloed, dus die was ook snel geregeld. Zij heeft met de centimeter allerlei maten opgenomen en ik heb mijn stof in goed vertrouwen achtergelaten. Een paar dagen was het klaar, ik was een beetje bang dat wat klein uit zou vallen, maar dat viel gelukkig mee. Ik ben erg tevreden met het resultaat en dat voor 3.000 Frw voor de stof en 4.000 Frw voor het maken.

Om klokslag 18.00 uur was ik present bij de residentie van de ambassadeur en kon met het uiten van enkele Nederlandse woorden zo doorlopen. De residentie is een gigantisch huis, het lijkt wel een kasteel. De Duitse residentie ligt er naast, en deze verpietert gewoon bij de Nederlandse residentie. Ik werd welkom geheten door de ambassadeur, zijn vrouw en nog twee andere mensen van de ambassade. En kon doorlopen naar de tuin, alwaar een enorme tent was opgezet met een buffet waar het bier, de wijn en het fris in ruime hoeveelheid voorradig waren.

En het cliché dat op Koninginnedag in den vreemde die typische Nederlandse etenswaren, die speciaal hiervoor worden ingevlogen uit Nederland, worden geserveerd, is helemaal waar, want al snel kwamen de schalen met blokjes kaas met mosterd en de stukjes haring met ui voorbij. Dit alles vergezeld van een Nederlands vlaggetje. Deze lekkernijen heb ik mij goed laten smaken en ook gelijk maar opgevat als zijnde mijn avondmaaltijd. Later op de avond kwamen natuurlijk ook de onvermijdelijke bitterballen nog voorbij. Ook stond er zo’n typische Nederlandse kar waar men oranjebitter had. Hoewel ik geen grote liefhebber van oranjebitter ben, voelde ik mij hier in Rwanda toch wel verplicht om een glaasje te nemen.


De aankleding is heel erg oranje en rood-wit-blauw. Elke paal van de tent is met oranje papier omwikkeld. Het personeel van de ambassade heeft hier de hele dag aan gewerkt en zij hebben goed hun best gedaan. Bij de gasten is de kleur oranje helemaal niet zo prominent aanwezig, zo hier en daar een oranje stropdas of een oranje strikje. Het blijkt dat ik het meest oranje gekleed ben van iedereen. Mijn aanschaf was misschien wel niet nodig geweest, maar ik heb er een mooie blouse aan overgehouden.


Zo rond half acht nam Frans Makken het woord voor een welkom. Vervolgens werd eerst het Rwandese volkslied (Rwanda Nziza) gezongen door een koor en aansluitend werd door de Nederlanders, inmiddels in ruime getale toegestroomd, uit volle borst het Wilhelmus gezongen. Gelukkig hadden ze de tekst van te voren uitgedeeld, zodat ook de wat minder tekstvasten konden meedoen. Daarna kwam er een speech van de ambassadeur waarin hij de loftrompet uitsprak over de goede ontwikkelingen die plaatsvinden in Rwanda. Hij was heel positief, misschien wel een beetje te positief? Vervolgens nog een toespraak van de Rwandese minister van Economische Zaken die zijn collega van Buitenlandse Zaken verving. En het officiële gedeelte werd afgesloten met een toast door de ambassadeur op de verjaardag van de koningin met de uitspraak “Leve de koningin!”, gevolgd door een driewerf “Hoera” van het publiek.


Vervolgens kon het informele gedeelte beginnen. De buitenlandse gasten werden geacht dan weer te vertrekken, en dat deden ze ook, zodat we op het laatst allen overbleven met de Nederlanders. In de drie maanden dat ik hier ben heb ik toch al aardig wat mensen leren kennen, en dus heb ik zo hier en daar een praatje gemaakt met mijn Nederlandse collega’s van VSO, met diegene die ik heb leren kennen via Marte’s school, met de mensen die ik ontmoet heb tijdens het Paas Tennistoernooi, met Ernie Brandts, en enkele andere die ik op andere plekken heb ontmoet. De avond vloog zo eigenlijk om. Vanaf 23.00 uur werd er niet meer geschonken en dat was het teken dat het bijna afgelopen was. Dus zo rond half twaalf ben ik vertrokken, door onder ander een hand te geven aan de ambassadeur, om vervolgens licht beschonken, achter op de taxi-moto huiswaarts te gaan.

Ik heb van de diverse mensen die in het buitenland woonden altijd van die fantastische verhalen gehoord over het grote feest van Koninginnedag, en dan was ik altijd een beetje jaloers. Al jaren kijk ik ernaar uit om een keer in den vreemde mee te maken en nu is het dan uiteindelijk gelukt. Leuk om nu eens echt zelf te beleven.

woensdag 27 april 2011

Census

In 2010 is namens onze organisatie RNDSC met geld van de UNDP (United Nations Development Programme) een census uitgevoerd in geheel Rwanda om vast te stellen hoeveel mensen met een handicap er zijn in dit land. In oktober 2010 zijn heel veel vrijwilligers (community health workers) het land ingetrokken om alle mensen met een handicap te gaan tellen. Ze hebben in totaal 522.856 mensen geteld als zijnde gehandicapt. Dit zou ongeveer 5 % van de bevolking zijn.

Op dit onderzoek valt best wat aan te merken. Het onderzoek claimt iedereen individueel te hebben geteld, een heleboel mensen hebben echter aangegeven dat zij niet geteld zijn en zeggen daarmee dat het onderzoek niet volledig kan zijn. Internationaal wordt vaak gezegd dat het percentage in de wereld ongeveer 10 % is, met de toevoeging dat het waarschijnlijk in derdewereldlanden nog hoger zou kunnen zijn. En in en land met de geschiedenis van Rwanda zou het nog wel eens wel hoger kunnen zijn. Ook gaan er verhalen de ronde dat sommige vrijwilligers de taak niet helemaal serieus hebben opgevat. Zij zijn onder een boom gaat zitten en hebben de formulieren met behulp van een functionaris van de Umudugudu ingevuld. Er zijn indicaties dat het getelde aantal aan de lage kant kan zijn. En verder wordt ook geen enkele vergelijking gemaakt met landelijke cijfers, daardoor zijn er soms gegevens zonder enige context en zeggen ze eigenlijk niet zo veel. Niettemin is het een belangrijk document dat een eerste stap kan zijn om te zorgen dat er beleid gemaakt kan worden op dit gebied.

Het document is er, maar hoe nu verder? Dan komt het ministerie waaronder wij vallen om de hoek kijken. Dat is MINALOC (Ministère de l'Administration Locale). Op de een of andere manier is het niet mogelijk om dit te publiceren zonder haar goedkeuring of buiten haar om. Dus wordt het rapport voorgelegd aan het ministerie, en dan ligt het daar een poosje. Een dikke maand later krijgen wij bericht dat het gepresenteerd kan worden, maar ze willen dan ook gelijk het voorstel voor een vervolgonderzoek presenteren en een rapport over de progressie die men heeft gemaakt ten aanzien van het ‘National Programme on Disability’. Ja, op dat rapport zaten we ook al een tijdje te wachten, dus dat komt wel goed uit.


Er moet een datum komen voor de presentatie. Wij doen een eerste voorstel voor een datum. Daarop wordt niet gereageerd. Mondeling informeren zorgt voor het antwoord dat het in overweging wordt genomen. De eerste datum passeert zonder dat er iets gebeurt en er komt een tweede datum. Dit is dinsdag 5 april. Het zelfde scenario herhaalt zich. Maar dan toch, op vrijdag 1 april komt het groene licht. Eerst het hotel bellen om de locatie definitief vast te stellen, en maar hopen dat er niemand is tussen gekropen. Nu moeten alle uitnodigingen nog de deur uit. Bruno en Saphira zitten de hele dag aan de telefoon om allerlei mensen te bellen om aan te kondigen dat de census gepresenteerd zal worden op volgende week dinsdag. Rwanda is een land waar gewoon alles op het laatste moment gebeurt, ik begin er al een beetje aan te wennen.

Dan breekt de dinsdag aan. De presentatie zal om 2 uur beginnen.  Om half twee zijn wij aanwezig, maar dan is er nog niemand en om 2 uur precies zijn er al 20. Daarna druppelen er steeds meer mensen binnen en om 3 uur tel ik toch al zo’n 50 mensen. Ik blijf er verbaasd over staan hoeveel mensen er komen opdagen voor een bijeenkomst waarvan ze de uitnodiging zo kort van te voren hebben ontvangen. Of zullen al deze mensen al hun oorspronkelijk geplande afspraken hebben afgezegd? En zitten nu minstens 50 andere mensen met een lege agenda?

Om 2 uur is het personeel van het hotel nog druk bezig. De projector moet nog worden opgesteld. De flesjes water moeten nog op tafel worden gezet. Er wordt gezocht naar een microfoon. Maar geen haast, want de presentator van het geheel is er toch nog niet. Het wachten is op de DG (Director General) van MINALOC. Uiteindelijk komt ze en om kwart voor 3 kunnen we dan toch echt van start.

De speech die zij gaat voorlezen is niet door haar zelf opgesteld, maar deze is gemaakt door Nicole. Om 11 uur ’s ochtends kregen wij het verzoek van de DG of wij even een speech voor haar wilden maken en om kwart over 11 vroeg ze al waar het toch bleef. Nicole, door de wol geverfd door haar rol bij het Britse parlement, heeft er toch iets langer over gedaan en er een mooi stukje proza van gemaakt. Op slinkse wijze heeft ze er aantal toezeggingen van het ministerie in laten zetten, dat wil zeggen ze heeft geprobeerd om de DG een aantal zaken te laten bevestigen die gedaan moeten worden door het ministerie, maar waar het op de een of ander manier, meestal vanwege een geldkwestie, nog niet is van gekomen. De DG blijkt ook niet helemaal gek te zijn, en leest alle gedeelten met een beetje toezegging niet voor. Zo wordt het spel dus gespeeld!

Dan komt de presentatie van het rapport ‘Census of People with Disabilities in Rwanda‘ gepresenteerd door diegene die het onderzoek heeft gedaan. Met een PowerPoint presentatie wordt het document nog even dunnetjes doorgelopen. Na afloop zijn er vragen vanuit de zaal. Het grootste kritiekpunt is dat men het onderzoek niet betrouwbaar vindt, omdat men zelf als gehandicapte niet is geteld. En verder is het onvolledig, omdat geen vragen over bijvoorbeeld werk of educatie zijn gesteld. Ook had men graag gezien dat er gevraagd zou zijn naar de oorzaak van de handicap. En zo gaat dat nog wel even door. Ook ziet iemand een knoepert van een fout. De onderzoeker geeft aan dat de fout zal worden hersteld, dat er geen geld was om nog meer vragen te stellen, en dat diegene die niet geteld zou zijn, waarschijnlijk toch wel geteld is, maar dan heeft iemand anders dat gedaan namens de gehandicapte. Dit laatste lijkt mij een beetje een flauwe reactie. Zo, het rapport is daar, de kritiek is geleverd, en we kunnen door naar het volgende agendapunt.

De andere twee presentaties komen vervolgens aan bod, ondanks het late begin eindigen we toch keurig op de geplande tijd van kwart voor zes, en het geheel wordt afgesloten met het uitbetalen van de per diems en met het consumeren van koffie, fris en snacks.

Deze week hebben we een vervolggesprek gehad met de DG. Op het afgesproken tijdstip zijn wij present, maar helaas, de DG is nog in bespreking. Wij blijven gewoon even wachten, in de wachtkamer, ze kan zo niet ontsnappen, en ja hoor, na een halfuur kan ze ons ontvangen. Een half uur wachten, dat valt nog niks tegen. Verschillende zaken passeren de revue, onder andere het rapport van de census. Zodra de onderzoeker zijn fout heeft hersteld, dan moet het rapport naar het Bureau of Statistics (“If you don’t count, you don’t count”). En vervolgens kan het rapport, met het eventuele commentaar van de statistici, naar MINALOC en dan zal het ministerie het rapport gaan valideren. Dan zal het officieel zijn! Het kan misschien nog even duren, maar het zal goed komen.

Wat opvalt, is dat het ministerie zo’n arrogantie uitstraalt. Gecombineerd met een beetje slaafse houding van alle organisaties en mensen die hiervan afhankelijk zijn zorgt dat voor een rare, misschien wel gevaarlijke situatie. Het ministerie is volgens de wet verantwoordelijk om een census uit te voeren, daar heeft ze geen geld voor en geen zin in, en laat dat door iemand anders uitvoeren. En als het dan gereed is, dan worden de touwtjes weer aangetrokken, en kan er niets gebeuren zonder instemming van het ministerie, en dat ook nog op niet zo’n sympathieke wijze. Daar krijg ik een beetje raar gevoel van.

Vervolgverhalen:
http://bertinafrika.blogspot.nl/2011/07/census-deel-2-raar-staartje.html
http://bertinafrika.blogspot.nl/2011/10/census-deel-3-slot.html
En als extraatje:
http://bertinafrika.blogspot.nl/2011/10/conversations-with-teddy-k.html

maandag 25 april 2011

Paas Tennistoernooi

Het afgelopen weekend was er een met een sportief tintje. Op zaterdag een flinke wandeling en op zondag een tennistoernooi.

Met mijn nieuwe huisgenoten Lynne en Daryll en met een andere nieuweling Ken hebben we besloten om de wandeling naar Mount Kigali te gaan maken. Eerst met het busje naar het eindpunt in Nyamirambo en volgens de Bradt gids moet je hier de weg gewoon vervolgen, en dan wordt het eerst een ‘cobbled road’ en dan een ‘dirt road’ en dan maar gewoon doorlopen, dan kom je vanzelf bij Mount Kigali. Met zijn 1.850 meter is het de hoogste berg in de buurt van Kigali.


De aanwijzingen kloppen wonderwel, eerst lopen we nog tussen de huizen maar al gauw zijn deze verdwenen, en dan lopen we door een bos. Na een dik uur bereiken wij het eindpunt: een militaire basis. Een goede reden om rechtsomkeert te maken. Onderweg hebben we gezelschap gekregen van vier jonge mannen van zo rond de twintig jaar. Twee kunnen goed Engels en zijn dus goed spraakzaam. De andere twee lopen alleen maar mee en zeggen bijna niets. De mannen lopen eerst het hele stuk mee naar boven en daarna ook weer het hele stuk naar beneden. Ze waren eigenlijk best wel prettig gezelschap, zo op papier klinkt het best opdringerig, maar dat was het absoluut niet.


Halverwege de wandeling kregen we ook gezelschap van vijf kinderen, die hout aan het sprokkelen waren. Op een gegeven moment legden ze het gesprokkelde hout, nodig voor het vuur om te koken, aan de kant en liepen vervolgens ook met ons mee tot het eindpunt. En weer terug. Al met al liep er best wel een groot gezelschap op Mount Kigali.



Op de terugweg liepen we langs een andere weg naar beneden, en kwamen zo ook door een ander gedeelte van de stad. Stuk voor stuk armoedige huizen en zeker niet het beste gedeelte van de stad. Veel mensen op straat, en ze laten niet veel emotie zien. In een ander land zou je zo’n situatie wel als bedreigend kunnen ervaren, ernstig kijkende, donkere mensen in een achterbuurt. Maar je weet, dit is Rwanda, dus het is veilig. Ik groet zo veel mogelijk mensen met een standaardgroet als “Mwiriwe” (goedemiddag) of “Amakuru?” (hoe gaat het?) dan fleuren de gezichten op en met een glimlach wordt mijn groet beantwoord.


Op zondag heb ik meegedaan aan het traditionele Paas Tennistoernooi met aansluitende barbecue, dat georganiseerd is door de Nederlandse ambassade. Het is wel eens leuk om weer eens een hele dag Nederlands te praten. Mensen van verschillend pluimage zijn er, natuurlijk een aantal van de ambassade, redelijk wat van de Banque Populaire (Rabobank dus) en verder wat eenlingen werkzaam voor verschillende NGO’s of andere instellingen. Ook nog lekker getennist met twee nederlagen en een overwinning. Een plaats in de finale zat er dus helaas niet in. Maar dit is wel de eerste keer dat ik een wedstrijd heb gespeeld met echte ballenjongens. In het begin heb je nog de neiging om de ballen zelf nog te gaan oprapen, maar na verloop van tijd laat je ook de ballen vlakbij gewoon liggen, en je richt je met een knikje naar de ballenjongen dat je bereid bent om de ballen in ontvangst te nemen voor de volgende opslag. Best wel een lekker gevoel. En er was ook een echte scheidsrechter, die de stand bijhield. Dan hoorde je de magische woorden: “Trente quinze”. Op een gegeven moment was er een gaatje in de planning en toen hebben met vier man besloten om tussendoor nog even een informeel potje te spelen. Zodoende heb ik samen met de Nederlandse ambassadeur, Frans Makken, een dubbel gespeeld tegen twee andere heren.



’s Avonds was er een barbecue in het huis van de secretaresse van de ambassadeur. Zij woont in een kast van een huis met een prachtige tuin en ook een zwembad. Zij woont daar zeker niet slecht. Er was voldoende bier en wijn, er waren salades in overvloed en de barbecue werd uitstekend bediend door de twee stagiaires bij de ambassade. Er zijn zo’n zestig mensen aanwezig. Met verschillende mensen een praatje gemaakt, ook met de ambassadeur. In eerste instantie lijkt hij helemaal niet zo’n typische ambassadeur, en dat waardeer ik juist positief. Je kunt gemakkelijk een praatje met hem maken, hij komt heel toegankelijk over en is zeer vriendelijk in de omgang.

Tijdens het tennistoernooi had ik al kennis gemaakt met Jan, hij is nog niet zo lang in Rwanda, en het is zijn bedoeling om in het zuidoosten van het land een boerderij op te zetten voor de productie van maïs, dat dan weer als grondstof gaat dienen voor de productie van bier door Brarilwa (Heineken dus). Hij wist niet waar de barbecue was, toen zei ik dat het wel wist, maar dat ik geen auto had en dus graag wilde meerijden. Zo geschiedde en toen bleek dat hij nog geen hotel had in de stad was de volgende deal ook al snel gemaakt. In ons huis is nog een kamer vrij, en ik heb Jan uitgenodigd om daar te slapen en zo heeft hij ons gezamenlijk van de barbecue naar huis gereden.


vrijdag 22 april 2011

Eventjes weg

Sinds vorige week zijn ze eventjes weg uit Rwanda, Wilma en Marte, maar als het goed is komen ze in juli weer terug! Het afscheid viel niet mee, maar ik ga proberen om me de komende maande er doorheen te slaan. Vorige week dinsdag om kwart over acht heb ik vanaf de veranda KL0537 zitten zwaaien, toch wel met een klein traantje in mijn ogen.

Het is opeens een stuk stiller in huis. Geen vrolijk welkom als ik thuiskom van mijn werk. Niet even gezamenlijk snacken (Ugandese sherry en nootjes of chips) zo vlak voor het eten. Geen klimpartijen meer en ingewikkelde trucjes die moeten worden uitgevoerd. Geen hele zinnen die beginnen me de frase: “Eigenlijk …”. En ook Toy Story 3 wordt niet meer vertoond op de laptop. Het derde deel van Toy Story, in het Engels, was op het laatst de favoriet van Marte, en doordat zij die inmiddels al wel twintig keer gezien heeft, weet ook ik nu inmiddels wel waar deze over gaat.

Toen Marte hier kwam in februari was dat in de buggy. En de eerste paar weken hebben we, maar vooral Wilma, Marte overal heen vervoerd in de buggy. En zo heuvel op en af, dat viel soms niet mee. Na een weekje of drie is, achteraf gezien gelukkig, de buggy kapot gegaan en moest Marte dus lopen. Dat ging in het begin natuurlijk met flinke tegenzin, maar na een paar dagen trok dat wel bij, en sinds die tijd, liep ze als een parmantig meisje door de stad. Ze heeft zo geleerd om hele afstanden te voet af te leggen. De kapotte buggy staat nu als een wees op de veranda.

En Marte laat ook een tweetal schoenen achter in Rwanda. Hiervan heeft ze ook afscheid genomen. Het was duidelijk dat ze veel te klein waren, ze begon op een gegeven moment de voeten heel raar neer te zetten, en dat kwam doordat ze veel te nauw zaten. Ook deze schoenen staan nu als weesjes in de kast.

De afgelopen week heb ik een beetje afleiding gehad door deel 2 van de In Country Training van VSO in Rwanda. Het was leuk om weer in contact te komen met de mensen waar je in januari samen in dit land bent begonnen. Enkelen had ik in de tussentijd wel gesproken, maar voor een aantal was het een weerzien na drie maanden. De inhoud van het programma was af en toe wel een beetje taai, maar dat hebben we opgelost door ook wat leuke dingen te gaan organiseren.

Een van die leuke dingen was het bezoek aan de enige bioscoop van Kigali, en dus ook van Rwanda. Van de buitenkant is het helemaal niet herkenbaar als bioscoop, het ziet er gewoon uit als wat kantoorpanden boven een paar winkels. Per toeval is een van de VSO-ers er tegenaan gelopen en dat leek vervolgens wel een leuk idee om met de hele groep erheen te gaan. Er is ook geen regulier programma. Nee, als wij als groep zouden komen, dan konden we zelf bepalen hoe laat we wilden beginnen en ook welke film we wilden zien. De keuze is gevallen op ‘Africa United’, een film over twee jongens uit Rwanda die naar het WK Voetballen in Zuid Afrika willen gaan, en die daar dan uiteindelijk na veel omzwervingen ook terecht komen. Dat leek wel een mooie toepasselijke film. Met onze groep van ongeveer twintig en ook nog een vijftal andere bezoekers hebben we heerlijk zitten kijken voor 1.000 Frw per persoon. En er was ook popcorn!

woensdag 20 april 2011

De busjes

Om ons te vervoeren maak ik soms gebruik van een taxi-moto (dan zit je achterop bij iemand op een brommer of een motor), gebruiken wij een enkele keer de gewone taxi (genaamd taxi-voiture), maar toch het vaakst gaan we met de bus of het busje (die grappig genoeg hier weer taxi heet).

Wij wonen in de wijk Kimoronko (spreek uit Tsjimirongo) en vlak bij de markt is het busstation. De twee belangrijkste bussen zijn voor ons de bus naar het centrum (mudji) en die naar mijn werk in Kaycira. De bus naar het centrum staat altijd rechts vooraan het park en de bus naar mijn werk altijd links vooraan. Na twee maanden ben je daar wel achter. En als je het weer vergeten bent, dan herinnert de bijrijder je wel hieraan. Die roepen vlak bij de busjes luid en duidelijk “Mu mudji (naar de stad)” of zoiets als “Kjsra Njabgogo”. Dit is het busje naar Kaycira en de verderop  gelegen wijk Nyabogogo.

De bus naar het centrum is altijd een wat grotere bus. Wilma is maar wat blij dat zij meestal met deze bus gaat, want daar heb je nog een beetje ruimte. Zo om de tien minuten vertrekt deze naar het centrum, meestal als de bus zo’n beetje halfvol is. Onderweg worden de overige passagiers opgepikt, als ze positief reageren op de kreet die de bijrijder bij elke bushalte luid staat te roepen: “Mu mudji, mu mudji!”

De bus naar mijn werk is altijd een busje. Deze vertrekt pas als deze helemaal gevuld is met passagiers. Naast de chauffeur is nog plek voor twee personen. Hierachter bevinden zich vier banken waarop telkens vier personen kunnen zitten. Een van de plaatsen is voor de bijrijder, dus onze reis begint altijd met 17 passagiers. Als het even kan probeer ik voorin te zitten, want dat is nog een beetje comfortabel. Op de heenweg lukt me dat nog wel eens, omdat dat het startpunt is, maar op de terugweg lukt dat bijna nooit.

Het is ook een heel circus als diegene die links achterin het busje zit eruit moet, dan moeten er mensen opstaan, stoelen opgeklapt worden en mensen even de bus uit om de uitstapper de ruimte te geven om dan vervolgens weer terug het busje in te gaan om een nieuw plekje te vinden. En je moet ook niet vies zijn van wat lichamelijk contact, want je zit kont aan kont met diegene die naast je zit. En dan maakt het niet uit of je man of vrouw bent, oud of jong, slank of dik, iedereen zit in hetzelfde busje. Je kunt er soms behoorlijk opgepropt inzitten.

Wat ook opvalt dat er heel veel geaccepteerd wordt. Als mensen veel bagage bij zich hebben, dan wordt dat gewoon ergens gestald. Dan is er maar wat minder ruimte voor de anderen. En ik heb wel eens meegemaakt dat, nadat er al een hele stoelendans heeft plaatsgevonden, iemand zich alsnog bedenkt en er toch nog uitwilt, waardoor de stoelendans weer opnieuw moet begonnen. Niemand die een poging doet tot een schampere opmerking, met staat gewoon op en maakt ruimte. En een enkele keer vindt de bijrijder dat er nog wel een vijfde op een rij kan, die er dan nog tussen wordt gepropt. Zonder morren wordt dit alles ondergaan. In Nederland was er dan flink wat afgescholden!

Als het busje niet vol is, dan wordt er gestopt bij alle haltes. De bijrijder roept iedereen die ook maar in de buurt komt van de bushalte met zijn lokroep “Mu mudji” of welke andere bestemming dan ook. Ook mensen die nog honderd meter verder lopen worden aangesproken. De reactie bestaat altijd uit een stoïcijnse non-reactie. Als men niet mee wilt, dan reageert men niet. Als men wel mee wilt, dan reageert men ook niet, maar loopt langzaam naar het busje en stapt rustig in. Voor een westerling zou het zo veel handiger zijn, als men zou reageren, dan weten of we moeten wachten of niet, zo kunnen we tijd winnen!

Normaal kost een ritje 190 Frw, een paar weken geleden was het nog 180 Frw, maar ergens  moet een prijsverhoging zijn doorgevoerd, want plotseling kregen we maar een muntstukje van 10 Frw terug in plaats van het gebruikelijke 20 Frw muntje. Als de route wat korter is, dan hoeven we maar 100 Frw te betalen. En enkele keer moeten we opeens een heel ander bedrag betalen, en dat accepteren we dan ook maar.

Marte is intussen ook helemaal gewend aan de bussen. Het liefst zit ze aan de raamkant, want dan hoeft ze niet naast een Rwandees te zitten, die mogelijk aan haar wilt zitten. Maar soms is de bus zo vol, dan moet ze op schoot zitten. En dat scheelt ook weer in de kosten, want dan hoeft we niet voor haar te betalen. Vaak begon Marte te zingen in de bus. Liedjes over schippers die overvaren en indianen die met bananen schieten. Dat zorgt soms wel voor een glimlach bij enkele andere passagiers. En zo vindt er ook nog een beetje Nederlandse cultuuroverdracht plaats. Ze weet ook al waar wij wonen. Als we weer op weg zijn naar huis, en een busje stopt op het stop signaal van Marte, dan vraagt ze aan de bijrijder: "Tsjimirongo?"

zondag 17 april 2011

Fruitmannetje

Wij wonen vlak bij de markt van Kimoronko. Dat is enorme grote overdekte markt, waar van alles te krijgen is: kleding, televisies, souvenirs, huishoudelijke artikelen, etc. Er is ook vlees en vis te krijgen, alleen daar zijn we nog steeds niet aan begonnen, te onduidelijk hoe lang het er al ligt en dan er zijn de alom aanwezige vliegen op de etenswaar. Misschien over een paar maanden.

Nee, op de markt komen we vooral voor de groente en het fruit. Wilma en Marte kwamen er bijna elke dag. Marte had een favoriet plekje waar ze een lolly kon kopen. Op een gegeven moment kon ze het zelf al bestellen: “Lollipop, please”. Wilma had haar eigen fruitmannetje. Hij verkoopt passievruchten, mango’s en limoenen. Ook al hoefde Wilma geen etenswaar bij hem te kopen, dan werd ze altijd weer heel vriendelijk begroet door haar fruitmannetje Sabiti (0788875189).

Iedere verkoper heeft zo ze eigen specialiteiten. Om een gevulde boodschappentas te krijgen moet je dus verschillende kramen afgaan. De aardappelen kun je krijgen bij de aardappelafdeling, waar ze alleen aardappelen verkopen. De bananen bij de bananenafdeling. En de eieren zitten helemaal op het hoekje van de markt. Op een gegeven moment kom je telkens weer terug bij dezelfde verkoper. Ik heb dus inmiddels een eierenvrouwtje.

Het is niet duur op de markt en we doen eigenlijk ook niet veel aan afdingen. In het begin hebben we dat wel eens geprobeerd, maar dat had nooit veel succes, ze hadden zoiets van we doen het voor deze prijs of anders niet. We weten nu ook wel ongeveer wat de prijzen zijn, en als we een enkele keer onverwacht geconfronteerd worden met een iets hogere prijs, dan gaan we gauw naar de volgende. Over het algemeen worden dezelfde prijzen gehanteerd. Buiten de markt zijn ook nog verkopers, daar kan de prijs een enkele keer wel iets lager zijn.


Dit zijn de prijzen (800 Frw is ongeveer een euro) die er gemiddeld worden gehanteerd voor de dingen die we regelmatig op de markt hebben gekocht:
-          Passievruchten: 700 Frw per kilo, en er gaan ongeveer 26 passievruchten in een kilo. Marte is echt dol op passievruchten geworden in Rwanda, als ze kon kiezen, at ze er wel 10 op een dag. Bij aankoop zijn ze helemaal egaal rond, en in de loop van de tijd worden ze steeds meer gerimpeld, maar dan worden ze ook zoeter en lekkerder.
-          Mango’s: 800 Frw per kilo, en dat zijn er ongeveer 4.
-          Limoenen: 600 Frw per kilo.
-          Bananen: 400 Frw per tros. Dit zijn niet die grote bananen, maar de veel kleinere. Deze zijn veel zoeter en smakelijker.
-          Ananas: 500 Frw per stuk.
-          Boomtomaten: 1.000 Frw per kilo. In het Engels ‘tree tomatoes’, ze zien er een beetje als tomaten, maar zijn heerlijk zoetzuur. In Nederland heb ik deze vrucht nog niet gezien.
-          Mandarijnen: 1.000 Frw per kilo. Onduidelijk of deze uit Rwanda komen, of dat ze geïmporteerd zijn.
-          Avocado’s: 200 Frw per stuk. Dit geldt voor de grotere, de kleinere zijn 100 Frw per stuk.
-          Eieren: 60 Frw per stuk.
-          Aardappelen: 150 Frw per kilo.
-          Uien: 300 Frw per kilo. Dit zijn echt van die verse uien, gewone en rode, waar de tranen van in je ogen schieten. Maar wel heerlijk om zo te eten in de salade of bij een brochette.
-          Tomaten: 700 Frw per kilo. Geen ‘Wasserbomben’.
-          Paprika: 100 Frw per stuk. Ze hebben alleen de groene. De rode en gele hebben we niet gezien.
-          Boontjes: 500 Frw per kilo.
-          Wortelen: 500 Frw per kilo.

zaterdag 16 april 2011

Genocide overdenkingen

Ik ben deze dagen bezig om te lezen in een van de grote standaardwerken over de genocide in Rwanda: ‘The Rwanda Crisis, History of a Genocide’ van Gerard Prunier. In dat boek wordt van alle kanten belicht wat er gebeurd is voorafgaande aan die fatale dagen in april 1994 en het lijkt alsof het niet anders kan dan dat het moest eindigen in een genocide. En toch blijft het nog steeds niet goed te vatten hoe het mogelijk is dat buren elkaar opeens de hersens gingen inslaan.

Dat zoiets herdacht moet worden is duidelijk. Ook wij herdenken de Tweede Wereldoorlog nog steeds. Er worden vraagtekens gesteld bij de manier waarop. Door zo’n massa bijeenkomst in het stadion krijg je geen goede rouwverwerking, het zorgt eerder voor massahysterie. En de rest van het jaar wordt je geacht je mond erover te houden, want er moet gewerkt worden aan de toekomst van Rwanda. Dat zou ervoor zorgen dat alle woede en verdriet een jaar lang binnen gehouden moet worden, zodat het gedurende de Genocide Memorial Day en de bijbehorende week eruit mag komen.

Wat blijft opvallen is dat men zo blijft hameren op de bewoordingen ‘Genocide against the Tutsi’ en ‘Jenoside Yakorewe Abatutsi’. Het staat op alle banieren die deze dagen hangen in de straten. Het lijkt een soort mantra, de woorden genocide en Tutsi lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Het woord Hutu hoor of zie je nergens. Als je nog van voor 1994 bent en toen door iedereen als Hutu werd beschouwd, hoe kijk je dan tegen deze hele herdenking aan. Ik kan me voorstellen dat dit geen evenement is, waar je jaarlijks naar uitkijkt. Als Tutsi heb je tenminste nog een identiteit; je bent slachtoffer. De Hutu is op zijn best identiteitsloos, op zijn slechts kun je je niet anders dan dader voelen. Of je nu iets gedaan hebt of niet.



En dit alles blijft wringen met het huidige standpunt van Rwanda: Er bestaan geen Hutu’s, Tutsi’s en Twa’s, wij zijn allen Rwandezen. Ik kan dat niet rijmen met de gekozen benaming van de herdenking. In Rwanda worden regelmatig mensen aangeklaagd voor ‘genocide ideology, revisionism and divisionism’ en ik vraag me af of de benaming ‘Genocide against the Tutsi’ juist niet zorgt voor ‘divisionism’, het benadrukken van verschillen die je nu niet meer wilt hebben.

Normaal ben je er helemaal niet mee bezig. Om je heen zie je alleen maar Rwandezen. Maar tijdens zo’n week ga je toch opeens anders denken. Zouden bij de bijeenkomst in het stadion alleen maar Tutsi’s zijn geweest? En zouden de mensen die de boel een beetje ontvluchten, zoals de voetbalkijkers in de Jambo Inn, allemaal Hutu’s zijn? Je gaat de kenmerken die aan de beide groepen worden toegeschreven er weer bij halen. Ik wil dat eigenlijk helemaal niet doen.

Het CNLG (Commission Nationale de Lutte contre le Génocide) is de organisator van de evenementen tijdens de herdenkingsweek. Dit jaar is haar slogan: ‘Upholding the Truth, Preserving our Dignity’. Niemand is tegen de waarheid, maar ja, welke waarheid? Het merendeel van de slachtoffers in de genocide waren Tutsi's, maar men heeft ook elke Hutu die tegenstader was van het regime willen vermoorden. Rechtvaardigt het grotere aantal slachtoffers (800.000 Tutsi's tegenover 30.000 Hutu's) de gekozen benaming? Misschien toch wel. En Rwanda is een trots land, het laat zich niet de les lezen door het buitenland, getuige ook de speech van Paul Kagame. Die slogan is er dus niet voor niets.

Er is ook hele specifieke genocide muziek tijdens de Genocide Memorial Week. Het is een beetje van die kwelige softpop. In de bars zie je en hoor je ze in videoclips op televisie en je hoort ze in de kapperszaken uit de radio. Ze zijn overal, er is geen ontkomen aan. Het is ook weer zo’n enorme tegenstelling: die lieflijke muziek en het spijkerharde onderwerp. Er is een lied dat je werkelijk overal hoort, namelijk ‘Twanze gutoberwa amateka’ door Kizito Mihigo. In dat lied vallen natuurlijk ook gelijk weer de woorden ‘Jenoside’ en ‘Abatutsi’ op. De zanger lijkt een heel bekende zanger te zijn in Rwanda, met dit lied heeft hij ook opgetreden tijdens de herdenkingen in het stadion, zowel ’s ochtends als ’s middags. Voor wie nieuwsgierig is geworden, hier zijn twee links:

Tenslotte wil ik nog even terugkomen op het boek van Gerard Prunier. Ik vind het haast beangstigend om dat boek te lezen. Sommige zaken die voor 1994 hebben geleid tot de genocide, gebeuren nu ook weer. Maar dan andersom. Een president die alleen formele tegenstand heeft van partijen die door zijn partij zijn ‘opgericht’. De grote gehoorzaamheid tegenover autoriteiten. Het bewerken van de bevolking door middel van berichtgeving via de Umuganda. Granaataanvallen op busstations door ‘tegenstanders’. Maar natuurlijk is het nu ook heel anders dan voor 1994. Toen was de situatie in het land heel instabiel, met een guerrilla leger op de loer in het grensgebied. En nu is het juist het stabielste land in heel Afrika. Toen was er een zeer verwerpelijk regime dat de onvoorwaardelijke steun had van een land als Frankrijk, en andere landen keken toe. Bij dit regime kun je kanttekeningen bij maken, maar het doet ook goede dingen. Er is veel buitenlandse steun voor Rwanda, maar er zijn ook kritische geluiden. Dus ik wil eindigen met de conclusie dat ik geen pessimistische ideeën moet krijgen door de gelijkenissen. Waarvan acte!


vrijdag 15 april 2011

Genocide Memorial Week

De Genocide Memorial Week is voorbij. Woensdag was de laatste dag. Vanaf gisteren is alles weer normaal. Voorafgaand aan deze periode werden we ervoor gewaarschuwd. Gedurende de twee weken rond de Genocide Memorial Day zou heel Rwanda stil liggen. De winkels zouden dicht zijn, er zou niet meer worden gewerkt, het openbaar vervoer zou stilliggen, het zou verboden zijn om te lachen. Het grote advies was om weg te gaan uit Rwanda, om het hele gedoe maar te vermijden. Vele buitenlanders zijn zo rond deze twee weken dan ook op vakantie gegaan naar Uganda of Tanzania.

De werkelijkheid was natuurlijk anders. De dagen voorafgaand aan 7 april waren niet anders dan de dagen ervoor. De dag zelf van Genocide Memorial Day was natuurlijk wel heel anders, en dat is natuurlijk ook heel goed te begrijpen. Op sommige punten deed het wat denken aan onze 4 mei. De dagen daarna waren wel iets anders, maar niet heel erg. Er waren wat minder winkels open en het was gewoon wat rustiger op straat. De markt ging een paar uur eerder dicht dan anders, en de kapper op de hoek van de straat had nu rustige muziek in plaats van altijd van verre te horen luide uptempo klanken.

Er werd ook gewoon gewerkt, alleen ’s middags als er diverse herdenkingen zijn in de stad, dan hadden mensen de gelegenheid om daar heen te gaan. Bij de kantoren was het wel rustiger, maar zeker niet uitgestorven. Wij hebben ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om maandagmiddag naar de ‘Genocide Exhibition’ te gaan. Dat was een wat beperktere presentatie van wat in het Kigali Genocide Memorial Centre staat, waar we al geweest waren, maar wat wel heel interessant was dat op video beelden werden getoond van de nieuwsuitzendingen van de BBC uit 1994 zoals die toen op onze televisie zijn verschenen.

Ik heb de indruk dat het herdenken in Kigali meer aanwezig is dan in de rest van Rwanda. Wij hoorde van mensen die tijdens 7 april niet in Kigali waren, dat het leven daar veel meer zijn gewone gang ging, terwijl het op die dag in de hoofdstad behoorlijk anders was. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het aantal Tutsi’s in Kigali verhoudingsgewijs veel hoger is dan op het platteland en dat deze een veel groter belang hebben in het herdenken dan de Hutu’s in de provincie. Maar ook hier gaat het niet altijd van harte, getuige het verhaal dat een tuinman niet is komen opdagen, omdat hij door de Chief van zijn Umudugudu ’s morgens vroeg is opgeroepen om met zijn wijkgenoten in bussen te worden afgevoerd naar het stadion. Het stadion moest vol en dat was het ook!

Op dinsdag wilde ik ter afleiding graag even gaan kijken naar de Champions League wedstrijd van Manchester United tegen Chelsea. In ‘La Pirogue’ hebben ze altijd voetbalwedstrijden op een groot scherm, dus daar maar naar toe. Maar helaas, dat ging niet door, er werd uitgelegd dat die wedstrijd niet vertoond kon worden, omdat dat te veel plezier zou kunnen geven tijdens de Genocide Memorial Week. Dus dan op de naar de Jambo Inn, waar soms ook wel eens een voetbalwedstrijd te zien is. Ja hoor, het is inmiddels al begonnen, daar is de wedstrijd te zien, maar dan wel zonder geluid. Alle aanwezige mannen, zo’n tien in getal, zitten te kijken en proberen zo weinig mogelijk geluid te maken. Het voelt een beetje als een samenzwering. Ze blijken allemaal fan van Manchester United te zijn en als deze club scoort, wordt er gejuicht, maar dan zonder geluid. Een fascinerend gezicht, het is duidelijk dat de omgeving niet mag merken dat hier naar een voetbalwedstrijd wordt gekeken.

Het was gewoon een bijzondere week en het voelde goed om juist in deze week wel in Rwanda te blijven, om een beetje mee te krijgen van wat Rwanda is.

maandag 11 april 2011

De speech van Kagame

Dit stond in de New Times naar aanleiding van de speech van Kagame op 7 april.

The Rwandan spirit has prevailed – Kagame
By Edwin Musoni


President Kagame lights the flame at Gisozi GenocideMemorial site yesterday. (Photo J Mbanda)
KIGALI - President Paul Kagame, yesterday, said that the 1994 Genocide against the Tutsi was an attack on ‘Rwanda’s body’ of but the spirit of the nation never succumbed.
The President was speaking at the 17th commemoration of the 1994 Genocide against the Tutsi that took place at Amahoro National stadium “The country’s body was tortured and assaulted; the body succumbed, but the spirit prevailed.
It is that spirit that should fight on and that spirit should never be defeated, that is within our reach and means,” the President said.
He criticized the International community for double standards, saying that it is unacceptable to harbour Genocide suspects while at the same time attempting to impose lessons on human rights.
“Yes, it happened, and it is still happening because you have these genocidaires still roaming in the capitals of the world. It is from those capitals that we get a lot of lessons about human rights, rule of law and justice, yet they still have these criminals roaming there,” the President said.
Kagame called on the Rwandan people to treat the lessons and distortions with the contempt they deserve.
The President pointed out that some people have tried to shield Theoneste Bagosora, the architect the Genocide, from facing justice, because they were afraid that his trial would bring out facts about their own role in the Genocide against the Tutsi.
President Kagame went on to castigate individuals who peddle falsehoods about the country, saying that the lies or false image they attempt to portray about the country, only expose their true character.
He emphasized that Rwanda will continue to commemorate the Genocide, noting that remembering is important.
“If you don’t remember, history repeats itself, that’s the value of this commemoration,” Kagame said, adding that remembering should be the base for restoring the dignity that the Rwandan people were once denied.
The Head of State said that Rwandans deprived themselves of their self-respect when they allowed those who wanted to strip them of their dignity to succeed.
He called on the nation to do everything within its means to prevent Genocide deniers and revisionists from succeeding.
Dr. François Xavier Dusingizemungu, the president of IBUKA, the umbrella organisation of Genocide survivors associations, said that commemoration is the only time survivors get to connect with their departed ones and accord them due respect.
 “As we commemorate, we should re-focus on unity and reconciliation, fight against the Genocide ideology and revisionism …survivors should also struggle to ensure they live a better life,” Dusingizemungu said.
He added that the process of reparations is ongoing but countries that stood by as the Genocide occurred must contribute to the compensation of the survivors.
Dusingizemungu highlighted some of the results of the support to survivors.
He said that so far, 1613 survivors have completed their university education and more than 35,000 vulnerable survivors got decent homes.
Aline Umuhire-Juru, a Genocide survivor, gave a moving testimony about how her mother struggled to raise the family after her father was killed in the Genocide.
Juru, who was two years old during the Genocide, was last year the best science student in the Senior Six national examinations, and she has been admitted to a university in the United States.
This year’s commemoration was held under the theme ‘Commemorating the 1994 Genocide against the Tutsi; Upholding the Truth, Preserving our Dignity.’

vrijdag 8 april 2011

Genocide Memorial Day

Op donderdag 7 april is het Genocide Memorial Day. Dat is de grote dag waarop herdacht wordt dat de genocide op die dag in 1994 is begonnen. Nu al weer 17 jaar geleden. En in aansluiting op deze dag is er de Genocide Memorial Week, die nog duurt tot volgende week woensdag.

Het grote evenement is de bijeenkomst op 7 april in het Amahoro stadion. Dan wordt op grootse wijze herdacht wat er gebeurd is. Een heleboel mensen komen hier op af, en het is niet alleen voor de Rwandezen, ook buitenlanders zijn welkom. Voorafgaand aan dit evenement zijn er wel veel onduidelijkheden. Zoals wanneer het gaat beginnen, sommigen zeggen om zeven uur, anderen om negen uur, maar niemand weet het. En hoe lang het gaat duren, weet ook niemand. Het gerucht gaat wel dat als de president binnen is, dat dan niemand er meer in- of uitkomt, totdat hij is vertrokken. En dat zijn speech wel uren kan duren, dus daar moet je rekening mee houden. En het is een serieuze bijeenkomst, dus je wordt niet geacht te eten en te drinken in het stadion. En dat je ook geen telefoon mee kunt nemen in het stadion, want daar kan wel eens een bom mee afgesteld worden, dus die kun je maar beter thuislaten.
Ondanks al deze onduidelijkheden vinden we toch dat we moeten gaan. Zonder telefoon gaan we op pad, ondertussen zien we dat alle winkels dicht zijn, we doen het rustig aan, dus even voor half elf zijn wij bij het stadion. Er staat een flinke rij mensen om naar binnen te gaan, en het begint net te regenen, dus een heleboel mensen in de rij vluchten naar een schuilplaats. Des te eerder zijn wij aan de beurt. We worden allemaal, Marte ook, grondig gefouilleerd en kunnen dan naar binnen. Het stadion is flink vol, maar er is nog plek. Op een scherm zien we beelden van de president in het Memorial Center, hij is dus nog niet, en het is duidelijk dat het nog niet begonnen is.


Om elf uur begint iedereen te staan en te zingen, dat blijkt het volkslied te zijn en op het scherm zien we dat Paul Kagame er al is. Hij is stiekem het stadion binnen geslopen. Het stadion is inmiddels helemaal vol. Dan volgt het programma, een paar officiële speeches van hoogwaardigheidsfunctionarissen, enkele liederen, een dans en ook een aantal getuigenissen van slachtoffers van de genocide. Alles in het Kinyerwanda, dus we kunnen er niets van volgen.

Dan tijdens de eerste speech begint een vrouw te gillen. Heel hard te gillen, de spreker gaat ondertussen rustig door, maar het gegil houdt aan. Het is een eind weg in het stadion, dus het is niet goed te zien, maar het gaat maar door. Je ziet medewerkers van het Rode Kruis en politiefunctionarissen op haar af gaan en ze wordt door verschillende mensen luid gillend, schreeuwend, slaand en schoppend afgevoerd naar de catacomben van het stadion. Als zij afgevoerd is, begint iemand anders ook te gillen en hetzelfde scenario herhaald zich. En dan komen er meer en meer, overal in het stadion, wel meer dan honderd mensen, voornamelijk vrouwen, maar ook mannen, worden zo buiten het stadion geleid. Dit gaat zo door tot het einde van de ceremonie.

Mensen zijn echt verdrietig, dat kan je zien, er zitten verschillende mensen met tranen in hun ogen, en er wordt flink wat afgesnotterd. En ik ga niet zeggen dat de gillende mensen niet echt verdrietig zijn, maar door de wijze waarop het geschied, lijkt het of het gepland is. Of is dit nu een voorbeeld van massahysterie, dat de ene reactie de andere als gevolge heeft. Als de dansers klaar zijn en beneden aan de zijkant van het stadion verblijven, springt plotseling een danseres op, begint te schreeuwen en gaat op de grond liggen, om daarna te worden afgevoerd. Men heeft hier ook wat meegemaakt 17 jaar geleden, en dan is dat de gelegenheid om het te uiten, de rest van het jaar moet men zich koest houden. Al met al een heel bijzondere gebeurtenis.

Even na twaalven neemt Paul Kagame het woord. Wat opvalt, is dat zijn stemgeluid zo zacht is, de woorden klinken haast zalvend. Je kunt je haast niet voorstellen dat hier een oud legerleider spreekt. Opeens hoor ik woorden in het Engels. Hij doet een gedeelte van zijn speech in het Engels, ik kan het niet goed volgen, maar opeens is zijn toon veel feller. Het klinkt gewoon anders. Dan gaat hij weer terug in het Kinyerwanda en wordt de toon weer veel rustiger. Gelukkig duurt de toespraak geen uren, maar is hij na een halfuur klaar. En dan is het programma ook afgelopen en gaat iedereen zo rond kwart voor een naar huis.

Bij het verlaten van het stadion begint een jonge vrouw vlak bij ons ook nog te gillen. Zij wordt ondersteund door verschillende mensen om zich heen. Plotseling breek ze zich los van de personen om zich heen en stort zich bovenop mij, Ik schrik me een hoedje en ben al heel weer snel los van haar, want haar begeleiders hebben haar al weer snel weer onder controle. Iemand zegt tegen mij om mij maar snel uit de voeten te maken bij haar. En dat doe ik dan ook maar, het zorgt wel voor een raar einde aan de manifestatie.

’s Avonds is er nog een evenement in het stadion, namelijk de Candle Lightning Ceremony. Dat moet een wat luchtiger variant van de ochtendsessie worden. Wederom hebben wij of iemand anders enig idee wanneer het begint en eindigt, dus we gaan maar op de bonnefooi. Het is nu wel veel drukker op straat, een paar winkels zijn open, maar de meesten zijn dicht, ook de markt is gesloten, en zelfs geen vrouwen die los van de markt fruit verkopen. Ook geen moto-taxi te bekennen en alle bars en restaurants zijn dicht. Dezelfde procedure als in de ochtend en Marte is dan ook heel benieuwd of ze weer ‘gemasseerd’ wordt.

Zo rond zeven uur zijn we in het stadion, het is nog niet halfvol, maar het programma is duidelijk al begonnen en zal ook nog zo een hele poos doorgaan. Het programma bestaat uit diverse zangers, zangeressen, individueel en in groepen, waarschijnlijk allemaal beroemdheden uit Rwanda, die liedjes zingen in het genre softpop en ik hoor teksten waarin veelvuldig de woorden ‘Rwanda’ en ‘Jenoside’ en ‘Tutsi’ te horen zijn. Ben benieuwd waar het over gaat!

Na ruimt twee uur van dezelfde soort muziek en een enkele toespraak wordt het een beetje te veel en te laat voor ons. Nog geen teken dat binnenkort de kaarsen worden aangestoken, dus wij besluiten te gaan. Achteraf blijkt vijf minuten na ons vertrek Paul Kagame nog te zijn binnengekomen en dat daarna het programma nog bijna een uur is doorgegaan voordat de kaarsen werden aangestoken. Jammer dat we dat gemist hebben, maar het werd gewoon te laat.