donderdag 7 februari 2013

Tin, tungsten en tantalum (Tin, wolfraam en tantalium)

Op donderdag 31 januari ben ik naar een seminar geweest met de titel: ‘Het conflict in oostelijk Congo en mijnbouw: zijn er lokale oplossingen mogelijk?’ Georganiseerd door het African Studies Centre (ASC), IKV Pax Christi (mijn oude werkgever) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa). Het seminar vond plaats in de Malietoren, vlak tegenover het gebouw van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.


Mijn interesse voor dit seminar betreft voornamelijk de invloed van Rwanda op de erbarmelijke situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC). Daar zijn veel meningen over en ik was benieuwd of het hier ook ter sprake zou komen en wat dan de mening zou zijn van deze experts. 

Het zou om twee uur beginnen en zo rond die tijd was het ook al aardig volgelopen. Ik denk dat er uiteindelijk zo’n vijftig mensen het seminar hebben bijgewoond. Het werd geopend door de voorzitter Bengt van Loosdrecht (BuZa), hij was een op laatst opgeroepen vervanger van de oorspronkelijk beoogde voorzitter Ton Dietz, de directeur van het ASC. Zijn voorkomen had iets van de ouderwetse diplomaat; deftig, gereserveerd, afstandelijk. 
 
 
Het woord werd gegeven aan de eerste spreker Koen Vlassenroot. Zijn bijdrage had de titel ‘Conflict, politieke economie en de rol van de grondstoffen exploitatie in Oost Congo’. Hij ging in op de veelvuldig aangehaalde these dat de conflicten in het oosten van de DRC worden veroorzaakt door de mijnbouw. Het verkrijgen van de macht over de exploitatie van de grondstoffen is de belangrijkste drijfveer voor het ontstaan van de diverse rebellengroepen. Zijn betoog hield in dat er zeker een verband is tussen de rebellie en de mijnbouw, maar dat het zeker niet de oorzaak ervan is. Volgens hem is de wanordelijke situatie rondom de mijnbouw eerder een symptoom. De oorzaak moet gezocht worden in het gebrek aan degelijk bestuur en verantwoordelijkheidsgevoel bij de autoriteiten in de DRC.  

Hij ging verder ook in op de vele initiatieven die er ook zijn om te komen tot eerlijker mijnbouw. Zijn kritiek hierop was dat er te veel van zijn, die allemaal langs elkaar heen werken. Hij noemde er een aantal. Het meest belovende vond hij het plan van de ICGLR (International Conference on the Great Lakes Region). Ik kan me herinneren dat ik het bord van deze organisatie wel eens ergens heb zien staan in Kigali. Deze organisatie van elf landen in de regio heeft een Regional Certification Mechanism (RCM) in het leven geroepen. De focus van dit mechanisme is conflictvrije mijnbouwexploitatie, transparantie en het verbeteren van de werkomstandigheden. Dit zou dan moeten gebeuren door certificatie, inspectie, douane en audit. Het probleem van dit initiatief is dat maar moeilijk uit de startblokken kan komen. Met elf deelnemende landen, allen met hun eigen belangen, zal dat ook zeker niet meevallen. 

Verder betoogde hij dat ze soms een averechts effect hebben, zoals de Dodd-Frank Act. Deze wet behelst onder andere een embargo van allerlei grondstoffen uit de DRC. Dit embargo zorgt ervoor zorgt dat ook de goedwillende mijnwerkers worden getroffen en hun inkomsten kwijtraken en als gevolg daarvan naar de wapens gaan grijpen.  

Ook gaf hij aan dat de relatie tussen illegale mijnbouw en rebellie er slechts gedeeltelijk is. Als voorbeeld noemde hij de FDLR (Forces Démocratiques de Libération du Rwanda). Deze rebellenorganisatie van de oude genocidairs uit Rwanda is maar voor 30 % afhankelijk van de illegale mijnbouw. De rest van de inkomsten komt uit belastingheffing en de productie van houtskool en marihuana. Door het afsnijden van de inkomsten uit de mijnbouw wordt er echt niet voor gezorgd dat de rebellenorganisaties geen inkomsten meer hebben. 

Tenslotte gaf Vlassenroot aan dat dit allemaal schijnoplossingen zijn. Door certificatie kun je ervoor zorgen dat een bepaald kanaal van mijnwinning tot consument helemaal zuiver is. Maar dat zorgt er alleen maar voor dat de producent zijn westerse consument kan verzekeren dat deze een product in huis heeft gehaald dat helemaal verantwoord is. Het is er eigenlijk ten behoeve van de westerse producent. Ondertussen is er parallel aan dit kanaal nog heel veel ellende bij allerlei mijnbouw die niet onderworpen is aan deze certificatie. 

De tweede spreker is Joost van Puijenbroek van IKV Pax Christi. Zijn bijdrage gaat over de mijnbouw in Ituri. Dat is de provincie in de DRC die ten noorden van de beide Kivu provincies ligt. Hij vertelt hoe over de rebellengroepen in deze regio en hoe de mijnbouw daar in elkaar zit. Zijn betoog gaat voornamelijk over de delfstof goud. Dat er sprake is van grote internationale mijnbouwmaatschappijen zoals AngloGold Ashanti en van vele duizenden artisanale mijnbouwers, de ‘creuseurs’ die met een schop en pikhouweel op zoek gaan naar de kostbare ertsen. De ‘creuseurs’ bevinden zich vaak op onbereikbare plaatsen, het kost vijf dagen te voet om er te komen. Hij vertelt over de tegenstrijdige belangen die er zijn tussen deze groeperingen.  

De derde spreker is Ken Matthysen van IPIS (International Peace Information Service). Ik heb zijn bijdrage niet zo goed kunnen volgen, maar het ging over conflictvrije mineralen. En het werd me ook duidelijk dat met deze mineralen de zogenaamde ‘3Ts’ en goud werden bedoeld. In de loop van de middag zou de term ‘3Ts’ nog regelmatig vallen. Ik hoorde deze term hier voor het eerst, maar nu weet ik ook wat het inhoudt. 

De term ‘3Ts’ staat voor de drie ertsen die in het Engels met de letter t beginnen, namelijk tin, tungsten en tantalum. In het Nederlands is het tin, wolfraam en tantalium. Helaas beginnen deze in het Nederlands niet allemaal met de letter t. In het periodiek systeem heeft tin het symbool Sn en heeft het atoomnummer 50. Het symbool van wolfraam is W en het atoomnummer is 74. Tantalium is Ta en het atoomnummer 73. Tantalium is onderdeel van het mineraal tantaliet ((Fe,Mn)(Ta,Nb)2O6) en dit vormt samen met columbiet het befaamde erts coltan. Uit coltan wordt tantalium gehaald en dat wordt gebruikt voor mobiele telefoons, spelcomputers, pc’s en laptops.  

De laatste spreker was Pim Kraan. Namens BuZa is hij bezig geweest met de ondersteuning van een initiatief om conflictvrije tin te verkrijgen in het westen. Het project heeft Conflict-Free Tin Initiative (CFTI). Door de Dodd-Frank Act was het in feite onmogelijk geworden om tin te exporteren uit het oosten van DRC. Alle tin werd in feite als besmet beschouwd. In de Kalimbi mijn in Zuid Kivu wordt het mineraal cassiteriet (SnO2) gedolven door 3.000 mijnwerkers. Dit mineraal wordt via allerlei tussenhandelaren naar een commerciële exporteur gebracht, die het vervolgens exporteert naar Maleisië, waar het verwerkt wordt tot tin door de Malaysia Smelting Corporation Berhad (MSC). Ondertussen wordt alles gelabeld in London en wordt het via steekproeven door Duitse geologen gecontroleerd in Bujumbura. Aan de samenstelling van de grondstof is door deze geologen te allen tijde te bepalen wat de herkomst hiervan is, met een nauwkeurigheid van een vierkante kilometer. Van elk stukje cassiteriet is vast te stellen uit welke mijn deze afkomstig is. 

Dit initiatief sluit naadloos aan met het betoog van Koen Vlassenroot. Het is natuurlijk een prachtig initiatief, maar het is natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat. Dit hele kleine stukje van mijn tot consument is gegarandeerd conflictvrij. Maar al het delven van al die andere tin dat niet conflictvrij is gaat gewoon door. Verder moet over de arbeidsomstandigheden in de mijn ook niet al te rooskleurig worden gedacht. In de presentatie werd een plaatje getoond van de mijn. Het was een delta van meanderende modderige beekjes waar de ‘creuseurs’ met zeer eenvoudige middelen bezig zijn om tin te winnen.  

De vier heren hadden hun bijdrage geleverd. Het was tijd voor pauze. Tot nu toe was het nog nauwelijks gegaan over Rwanda. Na de pauze zou dat toch lichtelijk veranderen. Na de pauze was er gelegenheid voor het publiek om vragen te stellen. 

De eerste vraag werd gesteld aan de heer Kraan. Het was een heel eenvoudige vraag. De vragensteller vroeg hoe de tin fysiek van de Kalimbi mijn terecht kwam in Maleisië. Maar het leek wel of hij deze vraag niet wilde antwoorden. Tot twee maal gaf hij een verdere toelichting op het project. Vervolgens greep een ander panellid in en die zei dat het cassiteriet via Goma, Gisenyi, Kigali via Uganda en Kenia in de haven van Mombasa werd vervoerd om daar naar Maleisië te worden verscheept. Het leek er gewoon op dat de heer Kraan niet wilde vermelden dat de grondstof door Rwanda heen werd vervoerd. Ik denk dat hij bang was om enige connectie met Rwanda te laten zien. 

Vervolgens kwam een Congolees aan het woord. Hij vroeg aan de zaal of iemand bezwaar had dat hij zijn vraag in het Frans stelde. Slechts een mevrouw stak haar hand op, dat belemmerde hem niet om toch zijn betoog in het Frans te doen. Hij nam uitgebreid het woord, op een manier zoals Afrikanen dat goed kunnen. De orale traditie zal er wel voor gezorgd hebben dat hij een betoog van wel vijf minuten deed. Mijn Frans is niet goed genoeg, dus ik kon het niet volgen, maar hoorde wel regelmatig te woorden ‘congolais’, ‘rwandais’ en Kagame. 

De eerste reactie was van de voorzitter van het seminar, de heer van Loosdrecht. Zijn antwoord was ook in het Frans, wederom kon ik het niet goed volgen, maar het klonk allemaal niet zo spannend, eerder een beetje ambtelijk. Vervolgens kwam Koen Vlassenroot aan het woord, gelukkig in het Nederlands. Hij zei het volgende: “Alle problemen in de DRC zijn niet te wijten aan Kagame. Natuurlijk is er sprake van pogingen van Rwanda om controle uit te oefenen op de DRC. Het fundamentele probleem zit echter op nationaal niveau, de complete afwezigheid van verantwoordelijk bestuurskader. Ik word een beetje moe van het feit dat de Congolezen geen eigen verantwoordelijkheid nemen. De sterkte van Kagame wordt grotendeels veroorzaakt door de zwakte van de Congolezen.” Duidelijke woorden. 

De volgende vraag ging over de kosten van het project van de Kalimbi mijn. De onderliggende vraag is natuurlijk of het hele project wel rendabel genoeg is. De heer Kraan legde uit dat de kosten niet hoger zijn dan andere tinwinning, deze tin kon dus gewoon de concurrentie op de wereldmarkt aan. In dit project wordt door ontwikkelingssamenwerking gedurende drie jaar ondersteund voor € 1.000.000 voor onder andere het aanschaffen van scanapparaten, maar na die drie jaar moet het project op eigen benen kunnen staan en in staat zijn om conflictvrije tin aan te beiden tegen een concurrerende prijs. 

De groeiende invloed van China op Afrika kwam ter sprake, en dan specifiek op de DRC. In de DRC is geen fatsoenlijk wegennet, de Chinezen zijn bezig om daarin te investeren. Nederland heeft nauwelijks een ontwikkelingsrelatie met de DRC, dus kan daar geen bijdrage in leveren. Door het ontbreken van wegen is het natuurlijk dat de handelsrelatie van het oosten van de DRC gericht is op het oosten en niet naar het westen. Daardoor verdienen alle landen ten oosten eraan in plaats van de DRC zelf. Daarbij werd nog probleem van de belastingen aangestipt. In de DRC is de uitvoerheffing meer dan 5 %, terwijl die in omliggende landen, zoals Uganda minder dan 1 % is. Dan is men natuurlijk geneigd om de grondstoffen illegaal het land uit te smokkelen om deze zodoende vanuit een aangrenzend land uit te voeren.  

Van een Congolees kwam een beschuldiging aan het adres van Rwanda dat het geen grondstoffen heeft en toch een grote exporteur is. In algemene zin antwoordde Vlassenroot hierop dat de export van coltan uit Rwanda bestaat uit 1) gesmokkelde waar uit de DRC, 2) Rwandese winning in de DRC op legale wijze en 3) in Rwanda zelf geproduceerde grondstoffen. Hij verbond echter geen percentages aan zijn gemaakte driedeling. 

Aan het eind van het vragenuurtje waren er nog opmerkingen over het ontstaan van M23. Hij betoogde dat het integreren van een rebellenleger in het reguliere leger nooit zal gaan werken, dat dat dus nooit meer gedaan zou moeten worden. Dat het vredesproces ook veel te veel van bovenaf is opgelegd, en dat dat ook niet werkt. Het zou in ieder geval van onderuit moeten komen, maar gaf daarbij aan dat het onzeker is of dit wel zal werken. Dat klonk niet erg hoopvol. 

Het was vijf uur geworden en tijd voor de borrel. Het was een zeer interessante middag waarin ik veel geleerd heb over de mijnbouw in het oosten van de DRC en ook nog wat meer te weten ben gekomen over de invloed van Rwanda op deze regio.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten