Mijn interesse voor dit seminar betreft voornamelijk de invloed van Rwanda op de erbarmelijke situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC). Daar zijn veel meningen over en ik was benieuwd of het hier ook ter sprake zou komen en wat dan de mening zou zijn van deze experts.
Het zou om twee uur beginnen en zo rond die tijd was het ook
al aardig volgelopen. Ik denk dat er uiteindelijk zo’n vijftig mensen het
seminar hebben bijgewoond. Het werd geopend door de voorzitter Bengt van
Loosdrecht (BuZa), hij was een op laatst opgeroepen vervanger van de
oorspronkelijk beoogde voorzitter Ton Dietz, de directeur van het ASC. Zijn
voorkomen had iets van de ouderwetse diplomaat; deftig, gereserveerd,
afstandelijk.
Hij ging verder ook in op de vele initiatieven die er ook
zijn om te komen tot eerlijker mijnbouw. Zijn kritiek hierop was dat er te veel
van zijn, die allemaal langs elkaar heen werken. Hij noemde er een aantal. Het
meest belovende vond hij het plan van de ICGLR (International Conference on the
Great Lakes Region). Ik kan me herinneren dat ik het bord van deze organisatie
wel eens ergens heb zien staan in Kigali. Deze organisatie van elf landen in de
regio heeft een Regional Certification Mechanism (RCM) in het leven geroepen.
De focus van dit mechanisme is conflictvrije mijnbouwexploitatie, transparantie
en het verbeteren van de werkomstandigheden. Dit zou dan moeten gebeuren door
certificatie, inspectie, douane en audit. Het probleem van dit initiatief is
dat maar moeilijk uit de startblokken kan komen. Met elf deelnemende landen,
allen met hun eigen belangen, zal dat ook zeker niet meevallen.
Verder betoogde hij dat ze soms een averechts effect hebben,
zoals de Dodd-Frank Act. Deze wet behelst onder andere een embargo van allerlei
grondstoffen uit de DRC. Dit embargo zorgt ervoor zorgt dat ook de goedwillende
mijnwerkers worden getroffen en hun inkomsten kwijtraken en als gevolg daarvan
naar de wapens gaan grijpen.
Ook gaf hij aan dat de relatie tussen illegale mijnbouw en
rebellie er slechts gedeeltelijk is. Als voorbeeld noemde hij de FDLR (Forces Démocratiques de Libération du Rwanda). Deze rebellenorganisatie van de oude
genocidairs uit Rwanda is maar voor 30 % afhankelijk van de illegale mijnbouw.
De rest van de inkomsten komt uit belastingheffing en de productie van
houtskool en marihuana. Door het afsnijden van de inkomsten uit de mijnbouw
wordt er echt niet voor gezorgd dat de rebellenorganisaties geen inkomsten meer
hebben.
Tenslotte gaf Vlassenroot aan dat dit allemaal
schijnoplossingen zijn. Door certificatie kun je ervoor zorgen dat een bepaald
kanaal van mijnwinning tot consument helemaal zuiver is. Maar dat zorgt er
alleen maar voor dat de producent zijn westerse consument kan verzekeren dat
deze een product in huis heeft gehaald dat helemaal verantwoord is. Het is er
eigenlijk ten behoeve van de westerse producent. Ondertussen is er parallel aan
dit kanaal nog heel veel ellende bij allerlei mijnbouw die niet onderworpen is
aan deze certificatie.
De tweede spreker is Joost van Puijenbroek van IKV Pax
Christi. Zijn bijdrage gaat over de mijnbouw in Ituri. Dat is de provincie in
de DRC die ten noorden van de beide Kivu provincies ligt. Hij vertelt hoe over
de rebellengroepen in deze regio en hoe de mijnbouw daar in elkaar zit. Zijn
betoog gaat voornamelijk over de delfstof goud. Dat er sprake is van grote
internationale mijnbouwmaatschappijen zoals AngloGold Ashanti en van vele
duizenden artisanale mijnbouwers, de ‘creuseurs’ die met een schop en
pikhouweel op zoek gaan naar de kostbare ertsen. De ‘creuseurs’ bevinden zich
vaak op onbereikbare plaatsen, het kost vijf dagen te voet om er te komen. Hij
vertelt over de tegenstrijdige belangen die er zijn tussen deze groeperingen.
De derde spreker is Ken Matthysen van IPIS (International Peace
Information Service). Ik heb zijn bijdrage niet zo goed kunnen volgen, maar het
ging over conflictvrije mineralen. En het werd me ook duidelijk dat met deze
mineralen de zogenaamde ‘3Ts’ en goud werden bedoeld. In de loop van de middag
zou de term ‘3Ts’ nog regelmatig vallen. Ik hoorde deze term hier voor het
eerst, maar nu weet ik ook wat het inhoudt.
De term ‘3Ts’ staat voor de drie ertsen die in het Engels
met de letter t beginnen, namelijk tin, tungsten en tantalum. In het Nederlands
is het tin, wolfraam en tantalium. Helaas beginnen deze in het Nederlands niet
allemaal met de letter t. In het periodiek systeem heeft tin het symbool Sn en
heeft het atoomnummer 50. Het symbool van wolfraam is W en het atoomnummer is
74. Tantalium is Ta en het atoomnummer 73. Tantalium is onderdeel van het
mineraal tantaliet ((Fe,Mn)(Ta,Nb)2O6) en dit vormt samen
met columbiet het befaamde erts coltan. Uit coltan wordt tantalium gehaald en
dat wordt gebruikt voor mobiele telefoons, spelcomputers, pc’s en laptops.
De laatste spreker was Pim Kraan. Namens BuZa is hij bezig
geweest met de ondersteuning van een initiatief om conflictvrije tin te
verkrijgen in het westen. Het project heeft Conflict-Free Tin Initiative (CFTI). Door de Dodd-Frank Act was het in feite onmogelijk geworden om
tin te exporteren uit het oosten van DRC. Alle tin werd in feite als besmet
beschouwd. In de Kalimbi mijn in Zuid Kivu wordt het mineraal cassiteriet (SnO2) gedolven
door 3.000 mijnwerkers. Dit mineraal wordt via allerlei tussenhandelaren naar
een commerciële exporteur gebracht, die het vervolgens exporteert naar Maleisië,
waar het verwerkt wordt tot tin door de Malaysia Smelting Corporation Berhad (MSC). Ondertussen wordt
alles gelabeld in London en wordt het via steekproeven door Duitse geologen
gecontroleerd in Bujumbura. Aan de samenstelling van de grondstof is door deze
geologen te allen tijde te bepalen wat de herkomst hiervan is, met een
nauwkeurigheid van een vierkante kilometer. Van elk stukje cassiteriet is vast
te stellen uit welke mijn deze afkomstig is.
Dit initiatief sluit naadloos aan met het betoog van Koen
Vlassenroot. Het is natuurlijk een prachtig initiatief, maar het is natuurlijk
een druppel op een gloeiende plaat. Dit hele kleine stukje van mijn tot
consument is gegarandeerd conflictvrij. Maar al het delven van al die andere
tin dat niet conflictvrij is gaat gewoon door. Verder moet over de
arbeidsomstandigheden in de mijn ook niet al te rooskleurig worden gedacht. In
de presentatie werd een plaatje getoond van de mijn. Het was een delta van
meanderende modderige beekjes waar de ‘creuseurs’ met zeer eenvoudige middelen
bezig zijn om tin te winnen.
De vier heren hadden hun bijdrage geleverd. Het was tijd
voor pauze. Tot nu toe was het nog nauwelijks gegaan over Rwanda. Na de pauze
zou dat toch lichtelijk veranderen. Na de pauze was er gelegenheid voor het
publiek om vragen te stellen.
De eerste vraag werd gesteld aan de heer Kraan. Het was een
heel eenvoudige vraag. De vragensteller vroeg hoe de tin fysiek van de Kalimbi
mijn terecht kwam in Maleisië. Maar het leek wel of hij deze vraag niet wilde
antwoorden. Tot twee maal gaf hij een verdere toelichting op het project. Vervolgens
greep een ander panellid in en die zei dat het cassiteriet via Goma, Gisenyi,
Kigali via Uganda en Kenia in de haven van Mombasa werd vervoerd om daar naar Maleisië
te worden verscheept. Het leek er gewoon op dat de heer Kraan niet wilde
vermelden dat de grondstof door Rwanda heen werd vervoerd. Ik denk dat hij bang
was om enige connectie met Rwanda te laten zien.
Vervolgens kwam een Congolees aan het woord. Hij vroeg aan
de zaal of iemand bezwaar had dat hij zijn vraag in het Frans stelde. Slechts
een mevrouw stak haar hand op, dat belemmerde hem niet om toch zijn betoog in
het Frans te doen. Hij nam uitgebreid het woord, op een manier zoals Afrikanen
dat goed kunnen. De orale traditie zal er wel voor gezorgd hebben dat hij een
betoog van wel vijf minuten deed. Mijn Frans is niet goed genoeg, dus ik kon
het niet volgen, maar hoorde wel regelmatig te woorden ‘congolais’, ‘rwandais’
en Kagame.
De eerste reactie was van de voorzitter van het seminar, de
heer van Loosdrecht. Zijn antwoord was ook in het Frans, wederom kon ik het
niet goed volgen, maar het klonk allemaal niet zo spannend, eerder een beetje
ambtelijk. Vervolgens kwam Koen Vlassenroot aan het woord, gelukkig in het
Nederlands. Hij zei het volgende: “Alle problemen in de DRC zijn niet te wijten
aan Kagame. Natuurlijk is er sprake van pogingen van Rwanda om controle uit te
oefenen op de DRC. Het fundamentele probleem zit echter op nationaal niveau, de
complete afwezigheid van verantwoordelijk bestuurskader. Ik word een beetje moe
van het feit dat de Congolezen geen eigen verantwoordelijkheid nemen. De
sterkte van Kagame wordt grotendeels veroorzaakt door de zwakte van de Congolezen.”
Duidelijke woorden.
De volgende vraag ging over de kosten van het project van de
Kalimbi mijn. De onderliggende vraag is natuurlijk of het hele project wel
rendabel genoeg is. De heer Kraan legde uit dat de kosten niet hoger zijn dan
andere tinwinning, deze tin kon dus gewoon de concurrentie op de wereldmarkt
aan. In dit project wordt door ontwikkelingssamenwerking gedurende drie jaar ondersteund
voor € 1.000.000 voor onder andere het aanschaffen van scanapparaten, maar na
die drie jaar moet het project op eigen benen kunnen staan en in staat zijn om
conflictvrije tin aan te beiden tegen een concurrerende prijs.
De groeiende invloed van China op Afrika kwam ter sprake, en
dan specifiek op de DRC. In de DRC is geen fatsoenlijk wegennet, de Chinezen
zijn bezig om daarin te investeren. Nederland heeft nauwelijks een ontwikkelingsrelatie
met de DRC, dus kan daar geen bijdrage in leveren. Door het ontbreken van wegen
is het natuurlijk dat de handelsrelatie van het oosten van de DRC gericht is op
het oosten en niet naar het westen. Daardoor verdienen alle landen ten oosten
eraan in plaats van de DRC zelf. Daarbij werd nog probleem van de belastingen
aangestipt. In de DRC is de uitvoerheffing meer dan 5 %, terwijl die in
omliggende landen, zoals Uganda minder dan 1 % is. Dan is men natuurlijk
geneigd om de grondstoffen illegaal het land uit te smokkelen om deze zodoende
vanuit een aangrenzend land uit te voeren.
Van een Congolees kwam een beschuldiging aan het adres van
Rwanda dat het geen grondstoffen heeft en toch een grote exporteur is. In
algemene zin antwoordde Vlassenroot hierop dat de export van coltan uit Rwanda
bestaat uit 1) gesmokkelde waar uit de DRC, 2) Rwandese winning in de DRC op
legale wijze en 3) in Rwanda zelf geproduceerde grondstoffen. Hij verbond
echter geen percentages aan zijn gemaakte driedeling.
Aan het eind van het vragenuurtje waren er nog opmerkingen
over het ontstaan van M23. Hij betoogde dat het integreren van een
rebellenleger in het reguliere leger nooit zal gaan werken, dat dat dus nooit
meer gedaan zou moeten worden. Dat het vredesproces ook veel te veel van
bovenaf is opgelegd, en dat dat ook niet werkt. Het zou in ieder geval van
onderuit moeten komen, maar gaf daarbij aan dat het onzeker is of dit wel zal
werken. Dat klonk niet erg hoopvol.
Het was vijf uur geworden en tijd voor de borrel. Het was
een zeer interessante middag waarin ik veel geleerd heb over de mijnbouw in het
oosten van de DRC en ook nog wat meer te weten ben gekomen over de invloed van
Rwanda op deze regio.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten