Ik ben deze dagen bezig om te lezen in een van de grote standaardwerken over de genocide in Rwanda: ‘The Rwanda Crisis, History of a Genocide’ van Gerard Prunier. In dat boek wordt van alle kanten belicht wat er gebeurd is voorafgaande aan die fatale dagen in april 1994 en het lijkt alsof het niet anders kan dan dat het moest eindigen in een genocide. En toch blijft het nog steeds niet goed te vatten hoe het mogelijk is dat buren elkaar opeens de hersens gingen inslaan.
Dat zoiets herdacht moet worden is duidelijk. Ook wij herdenken de Tweede Wereldoorlog nog steeds. Er worden vraagtekens gesteld bij de manier waarop. Door zo’n massa bijeenkomst in het stadion krijg je geen goede rouwverwerking, het zorgt eerder voor massahysterie. En de rest van het jaar wordt je geacht je mond erover te houden, want er moet gewerkt worden aan de toekomst van Rwanda. Dat zou ervoor zorgen dat alle woede en verdriet een jaar lang binnen gehouden moet worden, zodat het gedurende de Genocide Memorial Day en de bijbehorende week eruit mag komen.
Wat blijft opvallen is dat men zo blijft hameren op de bewoordingen ‘Genocide against the Tutsi’ en ‘Jenoside Yakorewe Abatutsi’. Het staat op alle banieren die deze dagen hangen in de straten. Het lijkt een soort mantra, de woorden genocide en Tutsi lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Het woord Hutu hoor of zie je nergens. Als je nog van voor 1994 bent en toen door iedereen als Hutu werd beschouwd, hoe kijk je dan tegen deze hele herdenking aan. Ik kan me voorstellen dat dit geen evenement is, waar je jaarlijks naar uitkijkt. Als Tutsi heb je tenminste nog een identiteit; je bent slachtoffer. De Hutu is op zijn best identiteitsloos, op zijn slechts kun je je niet anders dan dader voelen. Of je nu iets gedaan hebt of niet.
En dit alles blijft wringen met het huidige standpunt van Rwanda: Er bestaan geen Hutu’s, Tutsi’s en Twa’s, wij zijn allen Rwandezen. Ik kan dat niet rijmen met de gekozen benaming van de herdenking. In Rwanda worden regelmatig mensen aangeklaagd voor ‘genocide ideology, revisionism and divisionism’ en ik vraag me af of de benaming ‘Genocide against the Tutsi’ juist niet zorgt voor ‘divisionism’, het benadrukken van verschillen die je nu niet meer wilt hebben.
Normaal ben je er helemaal niet mee bezig. Om je heen zie je alleen maar Rwandezen. Maar tijdens zo’n week ga je toch opeens anders denken. Zouden bij de bijeenkomst in het stadion alleen maar Tutsi’s zijn geweest? En zouden de mensen die de boel een beetje ontvluchten, zoals de voetbalkijkers in de Jambo Inn, allemaal Hutu’s zijn? Je gaat de kenmerken die aan de beide groepen worden toegeschreven er weer bij halen. Ik wil dat eigenlijk helemaal niet doen.
Het CNLG (Commission Nationale de Lutte contre le Génocide) is de organisator van de evenementen tijdens de herdenkingsweek. Dit jaar is haar slogan: ‘Upholding the Truth, Preserving our Dignity’. Niemand is tegen de waarheid, maar ja, welke waarheid? Het merendeel van de slachtoffers in de genocide waren Tutsi's, maar men heeft ook elke Hutu die tegenstader was van het regime willen vermoorden. Rechtvaardigt het grotere aantal slachtoffers (800.000 Tutsi's tegenover 30.000 Hutu's) de gekozen benaming? Misschien toch wel. En Rwanda is een trots land, het laat zich niet de les lezen door het buitenland, getuige ook de speech van Paul Kagame. Die slogan is er dus niet voor niets.
Er is ook hele specifieke genocide muziek tijdens de Genocide Memorial Week. Het is een beetje van die kwelige softpop. In de bars zie je en hoor je ze in videoclips op televisie en je hoort ze in de kapperszaken uit de radio. Ze zijn overal, er is geen ontkomen aan. Het is ook weer zo’n enorme tegenstelling: die lieflijke muziek en het spijkerharde onderwerp. Er is een lied dat je werkelijk overal hoort, namelijk ‘Twanze gutoberwa amateka’ door Kizito Mihigo. In dat lied vallen natuurlijk ook gelijk weer de woorden ‘Jenoside’ en ‘Abatutsi’ op. De zanger lijkt een heel bekende zanger te zijn in Rwanda, met dit lied heeft hij ook opgetreden tijdens de herdenkingen in het stadion, zowel ’s ochtends als ’s middags. Voor wie nieuwsgierig is geworden, hier zijn twee links:
Tenslotte wil ik nog even terugkomen op het boek van Gerard Prunier. Ik vind het haast beangstigend om dat boek te lezen. Sommige zaken die voor 1994 hebben geleid tot de genocide, gebeuren nu ook weer. Maar dan andersom. Een president die alleen formele tegenstand heeft van partijen die door zijn partij zijn ‘opgericht’. De grote gehoorzaamheid tegenover autoriteiten. Het bewerken van de bevolking door middel van berichtgeving via de Umuganda. Granaataanvallen op busstations door ‘tegenstanders’. Maar natuurlijk is het nu ook heel anders dan voor 1994. Toen was de situatie in het land heel instabiel, met een guerrilla leger op de loer in het grensgebied. En nu is het juist het stabielste land in heel Afrika. Toen was er een zeer verwerpelijk regime dat de onvoorwaardelijke steun had van een land als Frankrijk, en andere landen keken toe. Bij dit regime kun je kanttekeningen bij maken, maar het doet ook goede dingen. Er is veel buitenlandse steun voor Rwanda, maar er zijn ook kritische geluiden. Dus ik wil eindigen met de conclusie dat ik geen pessimistische ideeën moet krijgen door de gelijkenissen. Waarvan acte!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten