donderdag 27 december 2012

Victor Koppe begint verdediging van Yvonne Basebya

Op donderdag 6 december ben ik voor de derde maal op bezoek geweest bij de rechtszaak tegen Yvonne Basebya. Dat was de eerste dag van het pleidooi van de verdediging. ’s Ochtends vroeg heb ik trein naar Den Haag genomen. De gevallen sneeuw zorgde wat voor vertraging met als gevolg dat ik pas om half elf in de zittingzaal H1 aanwezig kon zijn. Ik dacht aanvankelijk dat ik maar een halfuurtje te laat was, maar later bleek dat men al om negen uur was begonnen. Hoe kun je nu als gewone bezoeker van een rechtszaak nu op de hoogte komen van gewijzigde aanvangstijden? Zou men zich niet gewoon aan de afgesproken tijden kunnen houden? Zo kan het gebeuren dat een bezoeker een essentieel onderdeel mist en komt zo de openbaarheid van de zittingen formeel niet in gevaar? Maar dit terzijde. 

Bij binnenkomst was een jonge vrouw bezig met haar verhaal. De officiële advocaat Victor Koppe zat ernaast. Die jonge vrouw had ik nog niet eerder gezien in de rechtszaal. Zij hield een heel betoog over de achtergronden van genocide in 1994. Ik vond het verhaal over de achtergronden vrij dubieus. Ik viel in haar verhaal over ‘inyenzi’. Volgens haar betoog had dat woord in het begin alleen betrekking op leden van de RPF die vanaf 1990 vanuit Uganda bezig waren met een aanval op Rwanda. Dat pas vanaf het begin van de genocide op 7 april 1994 het woord ‘inyenzi’ werd gebruikt voor alle Tutsi’s. Ik was er niet bij in die tijd, maar ik heb wel heel wat over Rwanda gelezen en kan niet aan de indruk ontkomen dat dit een beetje een gekleurde versie is. Het wil eigenlijk vergoelijken dat het gebruik van het woord tot die datum eigenlijk legitiem is.  

Dan zegt ze in mijn ogen nog iets waar ik vraagtekens bij heb. Zij zegt: “De theorie dat de genocide voor 6 april 1994 is gepland, kan niet worden gevolgd.” Dit komt omdat er geen sprake is van een staatscomplot en dat de massaslachting vanzelf gebeurde en dat het dus niet nodig was om te plannen. De vliegtuigcrash van 6 april 1994 wordt erbij gehaald. Diverse rapporten geven aan dat de RPF schuldig is aan het neerhalen van het vliegtuig. Omdat ze enkele weken ervoor Rwanda gretig zijn binnengevallen moeten ze ervan geweten hebben. Omdat de RPF het heeft gedaan, moet het genocideverhaal worden herschreven. Ik vond dit allemaal nogal krasse taal, wat in tegenstelling staat tot de gangbare theorieën over de genocide. Met dit verhaal had de verdediging niet mijn sympathie. 

Vervolgens wordt er breed uitgemeten over de misdaden van het huidige regime van president Paul Kagame en het feit dat hij de genocide nu gebruikt bij zijn huidige beleid. Volgens zijn bewind is de Hutu de dader en de Tutsi het slachtoffer. Volgens de verdediging is de huidige regering geen bevrijder van het land: “Het is een autoritair land, dan was het, en nu nog meer.” Er valt heel veel op te merken over de huidige regering, maar te suggereren dat het nu minder is dan ten tijde van het jaar 1994 lijkt mij wat te stellig. Verder wordt het mijns inziens ook bont gemaakt met de constatering dat de FDLR is opgericht als gevolg van de invallen van het Rwandese leger in Kongo in de jaren na de genocide. De Hutu’s in Kongo worden zo gepresenteerd als slachtoffer die door Kagame haast wel werden gedwongen om de FDLR op te richten. 

Door de gevoerde wijze van verdedigen in deze zaak komt men politiek gezien in dubieus gezelschap. De aangehaalde theorieën sluiten aan bij de aanhangers van het verdreven regime van Juvénal Habyarimana. 

Ook wordt er nog iets gezegd over Yvonne Basebya zelf: “In de periode van 1990 tot 1994 leefde ze in grote angst en onzekerheid. Al 18 jaar op de vlucht. Staande aan de kant van de daders. Haar huidige standpunten over Hutu’s en Tutsi’s zeggen niets over haar standpunten toen, onder invloed van de polarisatie van het huidige regime.” Blijkbaar zijn haar huidige standpunten nogal discutabel, maar dat komt eigenlijk door het huidige bewind in combinatie met de erbarmelijke omstandigheden van de verdachte, aldus de verdediging. 

Dan volgt een korte pauze en na deze pauze neemt Victor Koppe zelf het woord. Hij gaat het hebben over de ontlastende getuigen. Hij geeft aan deze een contrast vormen met de belastende getuigen. Deze komen allemaal uit hetzelfde groepje rond de verdachte: wijk, familie, werk. De ontlastende getuigen zijn veel zuiverder, veel meer divers, niet besmet door de vele verhalen die de ronde doen. Hij begint een indrukwekkend relaas om aan te tonen dat Yvonne Basebya geen dader is. Hij heeft zijn getuigen ingedeeld in diverse groepen. Hij wil aantonen dat door de diversiteit van de ontlastende verklaringen duidelijk is dat het niet klopt wat het Openbaar Ministerie zegt. 

De eerste getuige die hij opvoert is Paul Rusesabagina. Wereldberoemd als diegene die als hotelmanager van Hotel des Mille Collines het leven heeft gered van meer dan 1.000 mensen. Dit verhaal is verfilmd in de bioscoopfilm ‘Hotel Rwanda’. Paul Rusesabagina zegt dat hij haar niet kende. De verdediging voert aan dat Kigali in 1994 een dorp was en nu eigenlijk nog steeds. Dat laatste lijkt mij helemaal waar. En dat Paul Rusesabagina goed ingewijd is geweest in alles wat er gaande was in Kigali. Als getuige Wesley in zijn belastende verklaring beweert dat Yvonne in alle openheid anti-Tutsi bijeenkomsten in en bij haar huis heeft gehouden, dan had hij ervan geweten. Maar Paul Rusesabagina weet van niets en aangezien hij een man van statuur is, is zijn mening van belang. De verdediging komt dan tot de conclusie dat Yvonne Basebya een integer, voorbeeldig mens is met een onberispelijk gedrag.  

De tweede groep getuigen betreft mensen die in 1994 in Gikondo woonden, maar die inmiddels zijn opgeklommen tot eerbiedwaardige burgers van Rwanda en de wereld. Het betreft Edda Mukabagwiza en Jean Marie Kamatali. Beiden waren nog twintigers tijdens de genocide. Edda Mukabagwiza was van 2004 tot 2006 Minister van Justitie in Rwanda en heeft in haar functie in die tijd vele mensen van de CDR veroordeelt. Inmiddels is zij ambassadeur in Canada. Jean Marie Kamatali was ooit de president van de universiteit van Butare en is nu werkzaam aan een universiteit in Ohio (Notre Dame). Beiden worden opgevoerd als belangrijke persoonlijkheden die ook nog aan de kant van het regiem van Paul Kagame staan. Beiden woonden in Gikondo in 1994 en beiden zeggen niet te hebben gezien of gehoord van politieke activiteiten van Yvonne Basebya. Als nadeel van deze getuigen wordt opgevoerd dat het in 1994 nog jonge mensen waren, die mogelijk niet van alles op de hoogte waren. Maar gezien hun huidige status hecht de verdediging veel waarde aan hun mening. Edda was in die tijd, en nu nog steeds, goed bevriend met de dochters van Yvonne. Zij was op het kerkelijk huwelijk van haar dochter Jeanne op 19 februari 1994 en was in Nairobi bij Claire op bezoek vanwege het overlijden van de man van Claire. Edda geeft aan dat ze nooit iets gemerkt heeft van een anti-Tutsi houding van Yvonne. Dat Edda bevriend is met de dochters lijkt mij ook weer tegen haar te spreken, want vrienden ga je natuurlijk niet zwart maken. Victor Koppe eindigt dit hoofdstuk met de woorden: “De Officier van Justitie noemt Yvonne de generaal-moeder van de plaatselijke jeugd. Maar Jean Marie en Edda hebben hier niets van gemerkt. Yvonne is geen extremist, geen Tutsi-hater, er waren geen ‘manifestations’ bij haar thuis. De beschuldigingen zijn absurd.” 

Dan komt de volgende groep getuigen. Het betreft twee Tutsi-vrouwen uit de wijk Gikondo met de namen Dorothee en Helene. Dit waren Tutsi-vriendinnen van Yvonne Basebya, volgens de verdediging haar beste vriendinnen. Beide vrouwen waren aanwezig op het huwelijk van Jeanne, dochter van Yvonne, op 19 februari 1994, waar Dorothee ook nog een belangrijke functie vervulde als ‘femme d’honneur’. Dorothee was peetmoeder van Claire, de andere dochter van Yvonne. Beide vrouwen hebben tijdens de genocide veel familieleden verloren. Nadat haar man in 1993 is aangevallen met machetes en haar huis is vernield is ze gevlucht uit Gikondo. Vervolgens heeft ze tot 6 april 1994 ondergedoken gezeten in een huis in Kiyovu. De broer van Helene zat namens de RPF in Kigali ten tijde van het begin van de genocide en die heeft ervoor gezorgd dat Helene op de dag van de inval is geëvacueerd vanuit Kigali. Deze broer zit nu in de presidentiele garde van Paul Kagame. De verdediging zegt dat beide vrouwen nooit hebben geweten van haar bijeenkomsten met anti-Tutsi activiteiten en zijn tot heden ten dage nog vriendin met Yvonne. Retorisch vraagt de heer Koppe of dit dan naïeve Tutsi-vrouwen zijn die geen benul hadden van de duivelse activiteiten van de kwaadaardige generaal-moeder Yvonne Basebya.  

De volgende getuige die wordt opgevoerd is Stanley Safari. Een man met een kleurrijke geschiedenis, ook woonachtig in Gikondo, niet ver van het huis van Basebya. In de jaren van 1990 tot 1994 was hij actief in de oppositiepartij MDR (Mouvement Démocratique Républicain). Deze partij was weliswaar een Hutupartij, maar was veel gematigder dan de partijen van de Hutupower beweging en een voorstander van de akkoorden van Arusha. Na 1994 werd hij een bondgenoot van Kagame. Hij heeft de PSP (Party for Solidarity and Progress) opgericht, een partij in de oksel van de RPF. Hij is jaren politiek actief geweest in Rwanda, totdat hij kritiek begon te krijgen op Kagame en hij in ongenade is gevallen. Met als resultaat een veroordeling in 2009 tot levenslang in een gacaca rechtbank. Dit was voor moorden gepleegd op Tutsi’s in Butare tijdens de genocide. En als gevolg daarvan is hij ook afgezet als senator. Hij was inmiddels al lang gevlucht uit Rwanda en woont nu in Zuid-Afrika. Hij wordt omschreven als intelligente, geestig, welbespraakt. Hij was zeer actief in de politiek en kende de CDR en zijn leider Martin Bucyana, maar hij had nooit gehoord van activiteiten van Yvonne Basebya. Hij kende haar man Augustin Basebya wel, maar kon alleen positief over hem spreken. Zijn vrouw kende hij niet. Hij was ook bevriend met Wesley. Iedere avond dronk hij bier met hem in zijn kroeg. Wesley is een van de personen die Yvonne Basebya beschuldigd een ook via hem heeft hij nooit iets over haar gehoord. Stanley Safari zou ook van de slachtoffers zijn van twee jongens van de groep van generaal-moeder Yvonne Basebya.  

Dan worden vier getuigen behandeld die allen worden samengevat als zijnde directe achterburen. Deze worden opgevoerd als de meest krachtige verklaringen. Dit betreft onder andere Angelique en Jean de Dieu. Hoogopgeleid en getrouwd op 7 augustus 1983, vanaf die dag nieuwkomers in de wijk. Politiek gezien sympathiserend met de RPF. Zij hebben gezegd dat het tot 22 oktober 1983 rustig was in de wijk, tot de dag van de dood van de president van Burundi. Daarna was het onrustig in de wijk. Dansende mensen bij meetings in voetbalstadions en rondhangende ‘Interahamwe’. Maar van politieke bijeenkomsten bij Yvonne Basebya hadden ze nooit gehoord. Sterker nog, op 22 februari 1994 en 7 april 1994 zijn ze juist gevlucht naar haar huis. Zij heeft hen gered. Ook twee anderen worden opgevoerd die beweren dat Yvonne Basebya hen heeft geholpen. Zij was een moeder die goed voor haar kinderen zorgde. 

Dan begint Victor Koppe aan een eerste samenvatting. Hij zegt dat hij nu elf, ikzelf kom op tien, getuigen heeft behandeld. Hij vat samen. Hutu’s en Tutsi’s, buren, volwassen, kinderen. Allen zeggen ze dat het ondenkbaar is dat Yvonne Basebya schuldig is. Nooit hebben ze iets gehoord, gezien of gemerkt van extremistische activiteiten. Hij komt nog met een drietal andere categorieën die wat minder uitgebreid worden behandeld.
 
De eerste betreft getuigen uit Gikondo die nooit iets hebben gehoord over haar activiteiten en in veel gevallen haar helemaal niet kenden. Acht getuigen vallen in deze categorie. 

De tweede groep betreft leden van de CDR of van milities. Dit betreft mensen die zijn veroordeeld of die voorvluchtig zijn. Victor Koppe geeft zelf al aan dat men wel behoedzaam moet zijn voor deze categorie. Er kan sprake zijn van eigenbelang bij deze mensen. In totaal zijn dertien mensen ingedeeld in deze categorie. Hij diverse van deze personen concludeert de advocaat dat deze getuige opnieuw een bevestiging is van de onhoudbaarheid van de bewering van de Officier van Justitie. 

De interessantste bijdrage van deze categorie betreft Theoneste Nahimana. Hij was de nummer twee van de CDR en is sinds 1994 voortvluchtig. Waarschijnlijk zit hij ergens in Kenia. Hij is dagenlang onderweg geweest naar Nairobi voor een verklaring over Yvonne Basebya. In zijn woorden om deze onschuldige mevrouw te redden. Hij is universitair opgeleid, onder andere in de Sovjet-Unie en bestempelt zichzelf als socialist. Hij werkt op het Ministerie van Financiën in Kigali. Theoneste Nahimana was een belangrijk lid van de CDR en die hoedanigheid kende hij haar buurman Martin Bucyana, maar haar kende hij niet. Een belangrijk lid van de CDR, dat zegt dat hij haar niet kent, een sterker bewijs bestaat haast niet. Bijzonder om te zien dat het Openbaar Ministerie van Nederland heeft kunnen spreken met deze man, die al bijna twintig jaar op de vlucht is. Hij wordt gezocht door Interpol, maar is wel bereid om te getuigen in dit strafproces. Het zou ook interessant zijn om te weten waar hij zicht ophoudt en hoe hij het voor elkaar krijgt om al die jaren uit de handen van justitie te blijven. Wie beschermt deze man? En hoe is de Nederlandse justitie wel in staat geweest om hem te spreken. 

De laatste categorie betreft tien personen die opgevoerd worden als belanghebbende om geen belastende verklaring af te leggen. Hieronder vallen ook Paulette en Rene Bucyana, zoon en dochter van de voormalige leider van de CDR. Ze vertelden over de bar van hun broer Roger Bucyana met de naam Freetime, die gerund werd op of naast het terrein van Martin Bucyana en dat deze heeft gelopen van 1992 tot augustus 1993. En dat deze weer snel gesloten vanwege de bijeenkomsten van de CDR en bijbehorende vechtpartijen. Deze mensen en ook alle anderen konden niets negatief over Yvonne Basebya zeggen. Een enkele dacht zelfs dat Yvonne Basebya een Tutsi was, omdat ze zoveel Tutsi vriendinnen had. En iedereen wist dat Hutu’s die te vriendschappelijk met Tutsi’s omgingen een zeker risico liepen. Victor Koppe concludeert dat dit alles aantoont dat het ondenkbaar is dat Yvonne Basebya zich schuldig gemaakt heeft aan hetgeen haar ten laste wordt gelegd. 

Hier eindigt dus het betoog van de verdediging op het onderwerp van de ontlastende getuigen. In totaal zijn 41 getuigen opgevoerd die ontkennen of niets weten van de extremistische activiteiten van Yvonne Basebya. Een indrukwekkende lijst en afgaande op die getuigenissen maakt hij het wel zeer onlogisch dat ze als schuldig moet worden beschouwd. In totaal zijn het er ongeveer 70, dus getalsmatig is een ruime meerderheid ontlastend. Maar juridisch zal het wel niet zo mathematisch worden uitgewerkt. Misschien heeft het Openbaar Ministerie in haar presentatie wel een net zo’n indrukwekkend betoog gehouden waaruit klip en klaar blijkt dat ze schuldig is. 

Intussen is het al een keer pauze geweest. In de pauze werd ik in het Engels aangesproken door een Rwandees. Hij was benieuwd wat mij naar dit proces bracht. Ik vroeg ook een beetje naar zijn achtergrond. Hij woonde al een paar jaar in Nederland en bevestigde dat hij familie was van Yvonne Basebya. We praten wat over Rwanda, maar het wordt dan echt een aftastend gesprek. In welke hoek zit mijn gesprekspartner of tot op welke hoogte. Uiteindelijk kom je dan toch niet verder dan algemeenheden. Op deze dag waren er zo’n vijftien Rwandezen aanwezig, de meesten waarschijnlijk horend bij het kamp van Yvonne Basebya. In elke pauze verzamelen ze zich rondom haar. Er zijn twee Rwandezen die zich duidelijk niet in dit gezelschap mengen. Ze lopen langs het groepje en kijken niet op of om als ze er langs lopen. Ik zou wel eens willen weten wat deze twee naar deze rechtszaak brengt. 

Dan begint Victor Koppe aan het volgende hoofdstuk van zijn betoog. Het gaat nu over de belastende verklaringen. Maar eerst komt er een algemeen verhaal. Hij zegt dat er sprake is van elkaar uitsluitende verklaringen. Dat de aard van de zaak zorgt voor complicaties. Een schouw ter plekke is niet mogelijk, om te verifiëren of gedane uitspraken correct zijn of niet. Documenten zoals ledenlijsten en notulen van de CDR zijn niet aanwezig. Al deze complicaties zorgen ervoor dat zijns inziens er hogere eisen aan de getuigen gesteld moeten worden.  

De betrouwbaarheid van de verklaringen wordt opgevoerd. Hij geeft aan een deel van de getuigen opzettelijk heeft gelogen. Getuigen hebben het over een gebeurtenis op een bepaalde datum, die echter niet blijkt te kloppen. Bij doorvragen zegt de getuige dat deze niet zo goed is in data. De chaotische omstandigheden, het grote tijdsverloop en nieuwe informatie in de plaats van oude herinneringen vergroot de kans op fouten. Getuigen zeggen dat ze dingen denken te weten, maar dat is vaak de waarheid van de groep of gemeenschap, zonder dat de getuige dit zelf heeft geweten of gezien. Hij raakt hier aan het verschil tussen onze individuele maatschappij in tegenstelling tot de meer collectieve maatschappij in Rwanda.  

Dan een heel betoog over liegen. Liegen in de Rwandese samenleving is veel minder problematisch dan in westerse landen. De Rwandees wenst de gesprekspartner van dienst te zijn. “Ik mag niet liegen” is in Rwanda vaak een opmaat voor een leugen. De westerse mens is vervolgens niet in staat om de waarheid van de leugen te onderscheiden. Dit fenomeen van liegen is een heel interessante. In Rwanda was het soms ook wel moeilijk om de waarheid te achterhalen en ik ben nu ook bezig in het interessante boek van Koen Peeters met de titel ‘Duizend heuvels’ en daar komt het fenomeen ook naar voren. Iemand heb ik wel eens horen zeggen dat in Rwanda niemand zegt wat hij denkt en denkt wat hij zegt en dus dat niemand gelooft wat een ander bevestigt. Als een voorbeeld van opzettelijk liegen wordt Eugenie aangehaald, de wens om een genocide verdachte te veroordelen is de achtergrond van haar getuigenis. 

Het huidige regime wordt erbij gehaald. Deze heeft als algemene regel dat de Tutsi als slachtoffer beschouwd moet worden en de Hutu als dader. Als dat maar vaak genoeg wordt herhaald, dan gaat iedereen er ook in geloven. Men is snel overtuigd dat iemand die Hutu is en ook nog in het buitenland woont wel een genocidair moet zijn. Alleen op die grond is de Hutu schuldig en als we niets concreets weten dan verzinnen we er wel iets bij. Deze doctrine zorgt ervoor dat een slachtoffer wraak wil nemen op elk lid van de andere groep en daarom toevlucht zoekt naar valselijke beschuldigingen.  

Meer specifiek wordt ingezoomd op de organisatie Ibuka. In het Engels betekent dit woord ‘remember’. Het is een paraplu organisatie van allerlei andere organisaties die bezig zijn met belangenbehartiging van slachtoffers van de genocide. De organisatie AVEGA (Association des Veuves du Genocide), die onder andere is opgericht door Eugenie, is hier ook lid van. Ibuka is politieke organisatie die geen Hutu’s helpt. Victor Koppe beweert dat deze organisatie getuigen heeft voorbereid op de verklaringen die ze gingen afleggen en die hierbij mensen heeft overgehaald om valse getuigenissen af te leggen. Ibuka is een organisatie die liegt en die er is om beschuldigingen te verzinnen.  

Ibuka heeft ook een rol gespeeld in de gacaca rechtbanken. Ook daar zijn verklaringen gefabriceerd om mensen veroordeeld te krijgen. Victor Koppe benadrukt nogmaals het geringe belang van de uitspraken van deze rechtbanken. De uitspraken zijn vaak handgeschreven en ongedateerd. Deze uitspraken mogen dus in de Nederlandse rechtbank niet gebruikt worden. Bovendien is er in deze rechtbanken sprake van groepswaarheid, die wordt naverteld. In eerste instantie beweert een getuige dat deze het zelf heeft gezien of gehoord, maar bij navragen blijkt dat niet waar te zijn. Men heeft het van horen zeggen. Dat wordt samengevat in de volgende zinsnede: “The knowledge of one, becomes the knowledge of all”. Victor Koppen geeft aan dat de 18 verklaringen die belastend zijn eigenlijk terug te voeren zijn op maar enkele bronnen.  

Human Rights Watch heeft in 2011 een vernietigend rapport geschreven over de gacaca rechtbanken. Dat er sprake is van grootscheepse corruptie op grond van geldelijk gewin of persoonlijke grieven. Bij een gacaca rechtbank kreeg je bovendien een lagere gevangenisstraf als je bekende, maar deze kon nog verminderd worden als je slachtoffers en mededaders noemde. Yvonne Basebya als mededader noemen was wel heel gemakkelijk, omdat ze inmiddels ver weg was. Het was ook niet wenselijk om ontlastende verklaringen af te leggen, want dan kon je juist zelf weer beschuldigd worden op grond van ‘genocide ideology’.  

Het is inmiddels bijna vijf uur en tijd om de dag af te ronden. De laatste twee uren heeft Victor Koppe gebruikt als opmaat om de betrouwbaarheid van de belastende getuigen te ondermijnen. Sommige van deze ondermijningen zoals het liegen en de groepswaarheid zijn natuurlijk ook van toepassing op zijn ontlastende verklaringen en ook bij deze groep zal ergens wel geldelijk gewin of een persoonlijk grief zijn invloed hebben. Maar de wijze zoals deze gepresenteerd is, lijkt het alleen van toepassing is op de belastende verklaringen.  

Op 7 december zullen de belastende verklaringen vast één voor één door de mangel zijn gehaald. Vervolgens is op 10 december het pleidooi vast afgesloten met de conclusie dat de rechtbank niets anders resteert dan de verdachte vrij te spreken. Dan zal het totale pleidooi van meer 200 bladzijden in zijn geheel zijn voorgelezen.  

Op 14 december moet er een repliek van het Openbaar Ministerie zijn geweest en op 20 december is de rechtszaak voorlopig afgesloten met een dupliek van de verdediging en mogelijk een laatste woord van de verdachte. Al is dat laatste waarschijnlijk zeer onwaarschijnlijk. Ik heb wel begrepen dat Yvonne Basebya inmiddels weer is vastgezet. Waarschijnlijk zal ze daar in ieder geval moeten zitten tot de uitspraak in haar zaak. Die wordt verwacht in maart 2013. Zou men bang zijn dat ze in de tussentijd toch nog op de vlucht zou gaan? Maar waarheen?
 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten