dinsdag 20 november 2012

Eugenie Mukamugema treedt op als getuige

Op 29 oktober ben ik voor het eerst op bezoek geweest bij de rechtszaak tegen Yvonne Basebya. Toen hoorde ik dat de dag van 15 november wel eens een interessante dag zou kunnen worden, want op die dag zou een getuige lijfelijk aanwezig zijn in de zaal om nader ondervraagd te worden. Yvonne Basebya beroept zich op zwijgrecht en dat maakt de reguliere zittingen behoorlijk oninteressant. Ook zorgt het ervoor dat er veel minder procesdagen zijn dan oorspronkelijk gedacht. Van de vijftien geplande zittingsdagen bleven er uiteindelijk nog elf over. 

Deze keer ben ik met de trein gegaan. Op het drukke station van Utrecht Centraal ben ik de eerste de beste trein gestapt met als eindbestemming Den Haag Centraal. Dat was niet zo’n verstandige keuze, want ik bleek in een sprinter te zijn ingestapt. Dat is eufemistisch taalgebruik voor een stoptrein. Ik dacht ruim voor tien uur, het aanvangstijdsrip van de zittingen, er te kunnen zijn, maar dat ging dus niet meer lukken. Als ze de term stoptrein hadden genoemd op de informatieborden had ik wel tweemaal bedacht voordat ik zou gaan instappen.  
 

Een kwartier te laat kwam ik aan bij de zittingszaal in de rechtbank van Den Haag aan de Prins Clauslaan 60. Daar zag ik iedereen nog verzameld staan in de hal. Ik was dus gelukkig uiteindelijk nog gewoon op tijd, dankzij de apparatuur waaraan nog wat gesleuteld moest worden. Leve de techniek! Na een halfuurtje wachten was het allemaal in orde en kon de zitting haar aanvang nemen. 
 
 

De techniek was nodig, omdat de bezoekers deze keer niet in de echte rechtszaal (F2) mochten zitten. We kregen een apart zaaltje toegewezen (H2) waar we het geheel op een scherm konden volgen. Alleen de mensen met een perskaart, vertegenwoordigers van het advocatenkantoor en de man van Yvonne Basebya mochten wel plaatsnemen in de eigenlijke rechtszaal. 

Op het scherm kregen we een statisch beeld te zien waarbij wij de drie rechters, de twee aanklagers van het Openbaar Ministerie en een van de twee griffiers goed konden zien. Verder was in de linkerhoek nog net Yvonne Basebya te zien, samen met haar advocaat en keken we achter tegen het hoofd van Augustin Basebya en konden we nog net de kruinen van twee anderen waarnemen. 

De getuige kregen we niet te zien. Mij werd niet duidelijk wat de reden hiervan kon zijn. Mogelijk om te voorkomen dat ze herkend zou worden. Zou ze dan nog gevaar kunnen lopen? De man van Yvonne kon haar zien. Zou dat dat geen probleem zijn? Ook de pers kon haar wel zien. De pers wordt verzocht geen contact met haar te zoeken, maar hoeveel garantie geeft zo’n verzoek? 

De getuige sprak in het Frans en de rechter vroeg zijn vragen in het Nederlands. Beiden werden uiteraard vertaald. De ene vertaalster vertaalde de vragen in het Frans en de ander de antwoorden in het Nederlands. Wij kregen een koptelefoon om alles goed te kunnen volgen, maar dat zorgde nog wel voor een heel ballet aan gedraai aan knopjes gedurende de zitting. Op het eerste knopje zat de rechter in het Nederlands en het antwoord in het Frans van de getuige. Het tweede knopje bevatte de vertalingen. Om het Nederlandse vertaalde antwoord te horen op de Nederlandse vraag moest ik op het moment dat de vraag was beëindigd gauw het tweede knopje indrukken en als dat dan klaar was moest ik snel weer terug naar het eerste knopje om de volgende vraag te horen. Niet altijd was duidelijk wanneer de vraag of het antwoord klaar waren, dus dat zorgde ervoor dat ik regelmatig te vroeg of te laat het juiste knopje had ingedrukt. Dit zorgde voor een behoorlijke stress en mijns inziens had dat toch wat soepeler geregeld kunnen worden. 

De getuige had als voornaam Eugenie en als achternaam iets van Mukamogena of Mukawagena. Mogelijk heb ik de spelling van haar naam niet helemaal juist. Verder heb ik haar naam ook niet op een andere manier boven water kunnen krijgen. Door de rechter werden gedurende de gehele dag vragen aan haar gesteld als aanvulling op hetgeen zij op reeds eerder had beweerd en dat als document is toegevoegd tot het dossier. Ik zal proberen aan de hand van deze vragen proberen om een zo’n compleet mogelijk beeld te schetsen van haar leven. Later zal blijken dat haar naarm Mukamugema is.

Eugenie was getrouwd met Theodore en heeft vier kinderen. In de periode tot februari 1994 woonde ze in de wijk Gikondo in Kigali. Het huis waarin zij woonde hadden ze gekocht in 1987 en ze woonde er met haar man en kinderen. Regelmatig woonden er ook familieleden van hen in het huis, bijvoorbeeld iemand die gevlucht was uit Burundi, nadat daar onrust was ontstaan. Verder hadden ze personeelsleden in de vorm van een kok en een kindermeisje.  

Zij hadden verschillende buren. Over velen hiervan werden door de rechter vragen gesteld. Eugenie zei dat ze goed omging met al deze buren en dat ze het nooit hadden over politieke zaken. Twee stellen zullen een prominente rol krijgen in het gehele verhaal. Het eerste echtpaar is Lambert en Hillaria en het tweede Wesley (Hutu) en Jeanne d’Arc (Tutsi). Wesley was tevens een collega van haar man. 

Eugenie werkte bij het Ministerie van Landbouw, waar ze een normale baan had van zeven tot vijf. Normaliter ging ze daar elke dag met het openbaar vervoer naar toe. Ik weet waar het Ministerie van Landbouw nu ligt, als het toen op dezelfde plek was, kan ik me hiervan een goede voorstelling maken. Soms moest ze voor het ministerie het land in als landbouwkundige. Haar taak was dan om voorlichting te geven of om als kroniekschrijver rapporten te maken.  

Daarnaast had ze sinds begin 1993 een kapsalon die ze zelf helemaal had opgezet en gefinancierd. Het startkapitaal van 100.000 Rwf had ze uit eigen zak betaald. In de kapsalon trad ze op als werkgever, verschillende kapsters waren bij haar in dienst. Zij deed de PR en de marketing. Mij werd niet duidelijk waar de kapsalon was gelegen, mogelijk in haar eigen wijk Gikondo, maar misschien ook niet. De kapsalon huurde ze de vrouw van Kaitana. Het was de bedoeling dat Hillaria een partner zou worden in de kapperszaak. In aanloop naar dit partnerschap was ze begin 1994 regelmatig in de kapsalon aanwezig.  

Over de wijk Gikondo vertelde ze dat er een gespannen sfeer was in de jaren van 1990 tot en met 1994. Ze vertelde over de route naar de markt en dat ze vooral bang was om leden van de CDR (Coalition pour la Défense de la République) tegen te komen. Ze had de keuze om over de hoofdweg te gaan, maar dan moest ze langs de huizen van Yvonne Basebya, Martin Bucyana en Jean Sefara. Ze kon ook de weg binnendoor nemen, maar dan moest ze langs de huizen van Andre Kalimba, Antoine Kasai en Kaitana. Al deze mensen waren lid van de CDR. Eugenie zei dat ze altijd op haar hoede was, ze wilden geen ontmoetingen riskeren. Zij wist dat deze mensen lid waren van deze partij, doordat ze manifestaties hielden. Vooral Andre Kalimba had geen best imago. Hij voerde vaak bedreigingen uit in de barretjes in de wijk. Hij zei dan tegen de bezoekers: ”Wij gaan jullie uitroeien. Wij zullen jullie pakken”.
 
De rechter vraagt over haar contacten met Yvonne Basebya. Eugenie zegt dat ze haar kende, maar dat ze geen echt contact met haar had. Ze spraken elkaar wel eens, maar wisselden dan alleen beleefdheden uit. Ze stond bekend als vrouw van parlementslid Augustin Basebya en als leidster van de lokale afdeling van de CDR. Verder kwam Eugene haar wel eens tegen bij het Ministerie van Landbouw. Yvonne Basebya werkte daar ook en ze zag haar wel eens als verkoopster bij winkel waar ze melk verkochten. Zakelijk hadden ze niets met elkaar te maken. Ook kwam ze haar tegen op de markt van Gikondo. Verder kenden ze elkaar van de kerk. Beiden gingen naar de katholieke Pallotti-kerk. Eugenie zat in een koor en de rechter vroeg of Yvonne ook lid was van het koor. Dat was niet het geval. De rechter begon hier aardig over door te vragen en vroeg onder andere over de hoogte van de stem van Yvonne Basebya. Hierop kwam echter geen duidelijk antwoord. 

Toen kwam de dag van 22 februari 1994. Over de dag zelf werd niet veel gezegd, maar ik weet wel dat op die dag de militante CDR-leider Martin Bucyana is vermoord in Butare en dat naar aanleiding daarvan Hutu’s in Kigali de straat op zijn gegaan om zich te wreken op Tutsi’s. Als gevolg daarvan is buurvrouw Hillaria op 22 februari om het leven gekomen. Hoe dat precies heeft plaatsgevonden is me niet duidelijk geworden. 

Tijdens de doodswake van Hillaria bij Lambert heeft Eugenie bezoek gekregen van drie leden van de CDR, namelijk Kalimba, Kasai en Kaitana, die op zoek waren naar haar. Tijdens dit bezoek is ze vooral bedreigd door Andre Kalimba. Hij zei: “Wij hebben je gemist, maar deze keer krijgen we je te pakken. Je kunt ons niet meer ontvluchten.” 

Na dit bezoek heeft ze zich drie dagen schuil gehouden. Ze had zich verscholen onder het bed waar Hillaria opgebaard heeft gelegen. Op 24 februari is Eugenie weggegaan uit haar schuilplaats. De vrouw van Kasai heeft haar meegenomen om haar eten te geven en om een krans te regelen voor het graf van Hillaria. Toen ze daar aan het ontbijt zat, kwam Kasai binnen in uniform, met mes in zijn hand. Hij zei tegen zijn vrouw: “Wat doet deze inyenzi (kakkerlak) hier? Waarom ga je met haar om?” en tegen Eugenie: “Als we terugkomen om ons werk af te maken, zullen we je afmaken.” 

Hierna is ze op de vlucht geslagen. Verward, met doorbloede ogen is ze rennend het huis uitgegaan, terug naar het verstopplekje, onder het bed waar Hillaria dood lag. Later heeft ze haar toevlucht gezocht tot de Ecole Belge. Hier is Eugenie gebleven tot na de genocide. Niemand wist dat ze daar onderdak had gevonden. Alleen haar man Theodore wist ervan, via een tussenpersoon. 

Bij terugkomst in haar wijk in juli 1994 vertelde ze wat ze aantrof. In de straat op weg naar huis liep ze langs de menselijke ledematen en gebitten. Bij de hoofdingang van haar huis lag heel veel bloed. Verderop in de tuin lag een plastic zak rood van bloed. Ze was bang dat haar man hier inzat en is toen snel rechtsomkeert gerend. Achteraf bleek hij hier niet inzitten, maar werd haar wel verteld dat hij de genocide niet had overleefd. 

Wesley heeft haar verteld dat haar man Theodore, samen met onder andere Lambert, bij hem is gaan schuilen op zolder. Wesley heeft geprobeerd Theodore te redden, maar dat is mislukt. Hij zei dat Kaitana de moordenaar was van haar man. Wesley heeft in juli 1994 de sleutel, die hij op zijn beurt weer van Kaitana had gekregen, van het verwoeste huis aan Eugenie gegeven. Dat huis was een puinhoop geworden, intussen door de buren al in gebruik was genomen als vuilnisbelt. 

Eugenie gaf aan dat mensen in de wijk verbaasd waren haar weer terug te zien. Men was er vanuit gegaan dat ze de genocide niet had overleefd. Mensen voelden zich ongemakkelijk in haar buurt. Sommigen hadden haar huis vernield en geplunderd in de verwachting dat ze niet meer terug zou komen. Een buurman had meubels en kleding meegenomen en weer teruggegeven. Zij voelde animositeit van de buurtbewoners.  

Ze is zelf nooit meer gaan wonen op die plek. Wel heeft ze al die tijd het eigendom gehouden en tot op heden hebben er familieleden in het huis gewoond. Eugenie heeft gedurende twee jaren gewoond in een ander huis in Gikondo. Dat was een huis dat verlaten was. De kapsalon heeft ze ook nooit meer teruggezien, nadat ze in juli 1994 was teruggekeerd in Gikondo. 

Na haar terugkomst in Gikondo is ze wel een vereniging begonnen van weduwen en wezen die slachtoffer zijn geweest van de genocide onder de naam Association des Veuves du Genocide (AVEGA). Voor deze vereniging is tot op heden nog steeds actief. 

In 1996 is Eugenie vertrokken uit Rwanda en is ze verhuisd naar België. Daar woont ze nog steeds. Wel komt ze tegenwoordig regelmatig terug naar Rwanda. Het huis is nog steeds in haar bezit en door de jaren heen heeft ze ervoor gezorgd dat deze gerepareerd is. Voor deze herstelwerkzaamheden heeft ze nooit een vergoeding ontvangen. 

In april 2007 is haar man Theodore gevonden in een massagraf in een greppel bij de kerk van de methodisten. Bij de herbegrafenis hoopte ze op steun van Wesley. Maar deze bleef uit. Toentertijd begonnen ook de geruchten rond te gaan dat Wesley verantwoordelijk was voor de dood van Theodore. En dat ze gehoord heeft dat hij in een gacaca-rechtbank is veroordeeld. Sindsdien heeft ze geen contact meer met hem. Eugenie weet niet of ze van doen heeft met een redder of een moordenaar. 

Met Lambert had ze in het begin nog wel contact. Ze spraken niet veel, maar begrepen elkaar wel. Beiden hadden hun echtgenoot verloren. Later is er wel verwijdering opgetreden tussen hen beiden. Bij haar huis hadden buren illegaal een stuk van haar land geannexeerd. Eugenie wilde dat Lambert voor haar ging getuigen. Hij hield zich liever afzijdig, omdat hij dacht dat hij gevaar liep als hij bepaalde verklaring zou gaan afleggen. 

Over hoe het afgelopen is met Kalimba, Kasai en Kaitana komt niet zo veel meer naar buiten. Alleen van Kaitana wordt een keer vermeld dat deze is gearresteerd vanwege betrokkenheid bij de dood van haar man en in de gevangenis heeft gezeten, maar ook dat hij nu ergens woont maar niet in Gikondo.  

Eugenie is nooit naar een gacaca-rechtszaak toe geweest. Blijkbaar heeft iemand in haar naam een klacht ingediend, zonder dat zij ervan wist. Op 24 november 2007 is een uitspraak geweest in haar zaak, hier zijn verschillende mensen schuldig bevonden aan het plunderen van haar bezittingen. Deze personen zijn veroordeeld tot schadevergoeding. Eugenie zegt echter dat ze tot nu toe nog nooit iets heeft ontvangen. In 2009 had ze een telefoontje ontvangen dat iemand toch had betaald en het gegeven aan een lid van de rechtbank. Deze heeft dat bedrag vervolgens in eigen zak gestoken en is ermee met de noorderzon vertrokken.  

Bij deze veroordeling werd onder andere ook Augustin Basebya genoemd, de man van Yvonne. Ook hij is veroordeeld tot schadevergoeding. De rechter leek hier echter achteloos aan voorbij te gaan. Waarom ging de rechter hier niet nader op in? Dat vond ik heel vreemd. Dat leek mij wel een detail waar even op ingegaan zou kunnen worden. 

In 2010 en 2011 is ze eerst drie dagen verhoord door de nationale recherche en later nog eens vier dagen door de rechter-commissaris onder begeleiding van mensen van het Openbaar Ministerie en de verdediging. Op 15 februari 2011 heeft het laatste verhoor met haar plaatsgevonden. 

Eugenie is de hele dag aan het woord geweest. Ik hoor haar stem gedurende de gehele dag op dezelfde rustige wijze. Volgens een aanwezige in de echte rechtszaal is het een vrouw van een jaar of vijftig die met gevouwen handen haar relaas doet. De rechter komt vaak terug op eerdere uitspraken en dan begint ze op rustige toon een zin die begint met: “Zoals ik al gezegd heb, ..…..” Aan het eind van de dag is de rechter nog niet klaar met vragen en ook de verdediging heeft nog niets kunnen vragen. Er wordt besloten om de volgende dag door te gaan. Dan zullen ze om negen uur ’s ochtends beginnen. 

Al met al een heel verhaal dat ik in elkaar heb geknoopt door het relaas van Eugenie in een chronologische volgorde te zetten. Op grote punten komt het redelijk logisch over. Al komen er wel wat vragen naar voren. Waarom gaat ze op 24 februari 1994 bijvoorbeeld mee met de vrouw van Kasai, terwijl ze dan het risico liep om Kasai tegen te komen? Ze was bang voor hem, omdat hij lid is van de CDR. En waarom ging Eugenie in haar eentje schuilen in de Ecole Belge? Waarom liet ze haar man achter? Liep hij dan minder gevaar? En waarom heeft Lambert het wel overleefd in tegenstelling tot haar man? Beiden waren ze verstopt op de zolder van Wesley. 

Voor deze dag in de rechtbank was veel meer belangstelling dan tijdens mijn eerste bezoek. In zaal H2 zaten deze keer over de dag verdeeld telkens wel zo’n 30 mensen, waarvan een meerderheid van Rwandese afkomst. Gedurende de gehele dag luisterde bijna iedereen het geheel heel rustig in stilte aan. Pas op het laatst begon een man achter mij wat te reageren. Het leek erop dat er een soort van afkeuring in zijn reactie zat op wat er door Eugenie werd gezegd.  

Een groot deel van de Rwandese bezoekers was vrij jong, niet veel ouder dan twintig. Ook zij luisterden aandachtig. In de pauze werd het veel drukker. Ik constateerde dat ze met elkaar communiceerden in een fascinerende cocktail van Nederlands, Engels en Kinyarwanda. 

Het was een heel interessante dag, waarin langzaam een beeld ontstaat van wat iemand is overkomen, voor, tijdens en na de genocide. Niet duidelijk is echter wat het verhaal van Eugenie nu te maken heeft met de misdaden die begaan zouden zijn door Yvonne Basebya. Ze kenden elkaar, maar uit deze contacten komt op geen enkele wijze naar voren wat voor slechts Yvonne Basebya heeft uitgespookt. De relevantie van haar getuigenis voor deze zaak is mij ontgaan.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten