Deze keer ben ik met de trein gegaan. Op het drukke station
van Utrecht Centraal ben ik de eerste de beste trein gestapt met als
eindbestemming Den Haag Centraal. Dat was niet zo’n verstandige keuze, want ik
bleek in een sprinter te zijn ingestapt. Dat is eufemistisch taalgebruik voor
een stoptrein. Ik dacht ruim voor tien uur, het aanvangstijdsrip van de
zittingen, er te kunnen zijn, maar dat ging dus niet meer lukken. Als ze de
term stoptrein hadden genoemd op de informatieborden had ik wel tweemaal
bedacht voordat ik zou gaan instappen.
Een kwartier te laat kwam ik aan bij de zittingszaal in de
rechtbank van Den Haag aan de Prins Clauslaan 60. Daar zag ik iedereen nog
verzameld staan in de hal. Ik was dus gelukkig uiteindelijk nog gewoon op tijd,
dankzij de apparatuur waaraan nog wat gesleuteld moest worden. Leve de
techniek! Na een halfuurtje wachten was het allemaal in orde en kon de zitting
haar aanvang nemen.
De techniek was nodig, omdat de bezoekers deze keer niet in
de echte rechtszaal (F2) mochten zitten. We kregen een apart zaaltje toegewezen
(H2) waar we het geheel op een scherm konden volgen. Alleen de mensen met een
perskaart, vertegenwoordigers van het advocatenkantoor en de man van Yvonne
Basebya mochten wel plaatsnemen in de eigenlijke rechtszaal.
Op het scherm kregen we een statisch beeld te zien waarbij
wij de drie rechters, de twee aanklagers van het Openbaar Ministerie en een van
de twee griffiers goed konden zien. Verder was in de linkerhoek nog net Yvonne
Basebya te zien, samen met haar advocaat en keken we achter tegen het hoofd van
Augustin Basebya en konden we nog net de kruinen van twee anderen waarnemen.
De getuige kregen we niet te zien. Mij werd niet duidelijk
wat de reden hiervan kon zijn. Mogelijk om te voorkomen dat ze herkend zou
worden. Zou ze dan nog gevaar kunnen lopen? De man van Yvonne kon haar zien.
Zou dat dat geen probleem zijn? Ook de pers kon haar wel zien. De pers wordt
verzocht geen contact met haar te zoeken, maar hoeveel garantie geeft zo’n verzoek?
De getuige sprak in het Frans en de rechter vroeg zijn
vragen in het Nederlands. Beiden werden uiteraard vertaald. De ene vertaalster
vertaalde de vragen in het Frans en de ander de antwoorden in het Nederlands.
Wij kregen een koptelefoon om alles goed te kunnen volgen, maar dat zorgde nog
wel voor een heel ballet aan gedraai aan knopjes gedurende de zitting. Op het
eerste knopje zat de rechter in het Nederlands en het antwoord in het Frans van
de getuige. Het tweede knopje bevatte de vertalingen. Om het Nederlandse
vertaalde antwoord te horen op de Nederlandse vraag moest ik op het moment dat
de vraag was beëindigd gauw het tweede knopje indrukken en als dat dan klaar
was moest ik snel weer terug naar het eerste knopje om de volgende vraag te horen.
Niet altijd was duidelijk wanneer de vraag of het antwoord klaar waren, dus dat
zorgde ervoor dat ik regelmatig te vroeg of te laat het juiste knopje had
ingedrukt. Dit zorgde voor een behoorlijke stress en mijns inziens had dat toch
wat soepeler geregeld kunnen worden.
De getuige had als voornaam Eugenie en als achternaam iets
van Mukamogena of Mukawagena. Mogelijk heb ik de spelling van haar naam niet
helemaal juist. Verder heb ik haar naam ook niet op een andere manier boven
water kunnen krijgen. Door de rechter werden gedurende de gehele dag vragen aan
haar gesteld als aanvulling op hetgeen zij op reeds eerder had beweerd en dat
als document is toegevoegd tot het dossier. Ik zal proberen aan de hand van
deze vragen proberen om een zo’n compleet mogelijk beeld te schetsen van haar
leven. Later zal blijken dat haar naarm Mukamugema is.
Eugenie was getrouwd met Theodore en heeft vier kinderen. In de periode tot februari 1994 woonde ze in de wijk Gikondo in Kigali. Het huis waarin zij woonde hadden ze gekocht in 1987 en ze woonde er met haar man en kinderen. Regelmatig woonden er ook familieleden van hen in het huis, bijvoorbeeld iemand die gevlucht was uit Burundi, nadat daar onrust was ontstaan. Verder hadden ze personeelsleden in de vorm van een kok en een kindermeisje.
Zij hadden verschillende buren. Over velen hiervan werden
door de rechter vragen gesteld. Eugenie zei dat ze goed omging met al deze
buren en dat ze het nooit hadden over politieke zaken. Twee stellen zullen een
prominente rol krijgen in het gehele verhaal. Het eerste echtpaar is Lambert en
Hillaria en het tweede Wesley (Hutu) en Jeanne d’Arc (Tutsi). Wesley was tevens
een collega van haar man.
Eugenie werkte bij het Ministerie van Landbouw, waar ze een normale
baan had van zeven tot vijf. Normaliter ging ze daar elke dag met het openbaar
vervoer naar toe. Ik weet waar het Ministerie van Landbouw nu ligt, als het
toen op dezelfde plek was, kan ik me hiervan een goede voorstelling maken. Soms
moest ze voor het ministerie het land in als landbouwkundige. Haar taak was dan
om voorlichting te geven of om als kroniekschrijver rapporten te maken.
Daarnaast had ze sinds begin 1993 een kapsalon die ze zelf
helemaal had opgezet en gefinancierd. Het startkapitaal van 100.000 Rwf had ze
uit eigen zak betaald. In de kapsalon trad ze op als werkgever, verschillende
kapsters waren bij haar in dienst. Zij deed de PR en de marketing. Mij werd
niet duidelijk waar de kapsalon was gelegen, mogelijk in haar eigen wijk
Gikondo, maar misschien ook niet. De kapsalon huurde ze de vrouw van Kaitana. Het
was de bedoeling dat Hillaria een partner zou worden in de kapperszaak. In
aanloop naar dit partnerschap was ze begin 1994 regelmatig in de kapsalon
aanwezig.
Over de wijk Gikondo vertelde ze dat er een gespannen sfeer
was in de jaren van 1990 tot en met 1994. Ze vertelde over de route naar de
markt en dat ze vooral bang was om leden van de CDR (Coalition pour la Défense de la République) tegen
te komen. Ze had de keuze om over de hoofdweg te gaan, maar dan moest ze langs
de huizen van Yvonne Basebya, Martin Bucyana en Jean Sefara. Ze kon ook de weg
binnendoor nemen, maar dan moest ze langs de huizen van Andre Kalimba, Antoine Kasai
en Kaitana. Al deze mensen waren lid van de CDR. Eugenie zei dat ze altijd op
haar hoede was, ze wilden geen ontmoetingen riskeren. Zij wist dat deze mensen
lid waren van deze partij, doordat ze manifestaties hielden. Vooral Andre
Kalimba had geen best imago. Hij voerde vaak bedreigingen uit in de barretjes
in de wijk. Hij zei dan tegen de bezoekers: ”Wij gaan jullie uitroeien. Wij
zullen jullie pakken”.
De rechter vraagt over haar contacten met Yvonne Basebya.
Eugenie zegt dat ze haar kende, maar dat ze geen echt contact met haar had. Ze
spraken elkaar wel eens, maar wisselden dan alleen beleefdheden uit. Ze stond
bekend als vrouw van parlementslid Augustin Basebya en als leidster van de
lokale afdeling van de CDR. Verder kwam Eugene haar wel eens tegen bij het
Ministerie van Landbouw. Yvonne Basebya werkte daar ook en ze zag haar wel eens
als verkoopster bij winkel waar ze melk verkochten. Zakelijk hadden ze niets
met elkaar te maken. Ook kwam ze haar tegen op de markt van Gikondo. Verder
kenden ze elkaar van de kerk. Beiden gingen naar de katholieke Pallotti-kerk.
Eugenie zat in een koor en de rechter vroeg of Yvonne ook lid was van het koor.
Dat was niet het geval. De rechter begon hier aardig over door te vragen en
vroeg onder andere over de hoogte van de stem van Yvonne Basebya. Hierop kwam
echter geen duidelijk antwoord.
Toen kwam de dag van 22 februari 1994. Over de dag zelf werd
niet veel gezegd, maar ik weet wel dat op die dag de militante CDR-leider
Martin Bucyana is vermoord in Butare en dat naar aanleiding daarvan Hutu’s in
Kigali de straat op zijn gegaan om zich te wreken op Tutsi’s. Als gevolg
daarvan is buurvrouw Hillaria op 22 februari om het leven gekomen. Hoe dat
precies heeft plaatsgevonden is me niet duidelijk geworden.
Tijdens de doodswake van Hillaria bij Lambert heeft Eugenie
bezoek gekregen van drie leden van de CDR, namelijk Kalimba, Kasai en Kaitana,
die op zoek waren naar haar. Tijdens dit bezoek is ze vooral bedreigd door
Andre Kalimba. Hij zei: “Wij hebben je gemist, maar deze keer krijgen we je te
pakken. Je kunt ons niet meer ontvluchten.”
Na dit bezoek heeft ze zich drie dagen schuil gehouden. Ze
had zich verscholen onder het bed waar Hillaria opgebaard heeft gelegen. Op 24
februari is Eugenie weggegaan uit haar schuilplaats. De vrouw van Kasai heeft
haar meegenomen om haar eten te geven en om een krans te regelen voor het graf
van Hillaria. Toen ze daar aan het ontbijt zat, kwam Kasai binnen in uniform,
met mes in zijn hand. Hij zei tegen zijn vrouw: “Wat doet deze inyenzi
(kakkerlak) hier? Waarom ga je met haar om?” en tegen Eugenie: “Als we terugkomen
om ons werk af te maken, zullen we je afmaken.”
Hierna is ze op de vlucht geslagen. Verward, met doorbloede
ogen is ze rennend het huis uitgegaan, terug naar het verstopplekje, onder het
bed waar Hillaria dood lag. Later heeft ze haar toevlucht gezocht tot de Ecole
Belge. Hier is Eugenie gebleven tot na de genocide. Niemand wist dat ze daar
onderdak had gevonden. Alleen haar man Theodore wist ervan, via een
tussenpersoon.
Bij terugkomst in haar wijk in juli 1994 vertelde ze wat ze
aantrof. In de straat op weg naar huis liep ze langs de menselijke ledematen en
gebitten. Bij de hoofdingang van haar huis lag heel veel bloed. Verderop in de
tuin lag een plastic zak rood van bloed. Ze was bang dat haar man hier inzat en
is toen snel rechtsomkeert gerend. Achteraf bleek hij hier niet inzitten, maar
werd haar wel verteld dat hij de genocide niet had overleefd.
Wesley heeft haar verteld dat haar man Theodore, samen met
onder andere Lambert, bij hem is gaan schuilen op zolder. Wesley heeft
geprobeerd Theodore te redden, maar dat is mislukt. Hij zei dat Kaitana de
moordenaar was van haar man. Wesley heeft in juli 1994 de sleutel, die hij op
zijn beurt weer van Kaitana had gekregen, van het verwoeste huis aan Eugenie
gegeven. Dat huis was een puinhoop geworden, intussen door de buren al in
gebruik was genomen als vuilnisbelt.
Eugenie gaf aan dat mensen in de wijk verbaasd waren haar
weer terug te zien. Men was er vanuit gegaan dat ze de genocide niet had overleefd.
Mensen voelden zich ongemakkelijk in haar buurt. Sommigen hadden haar huis
vernield en geplunderd in de verwachting dat ze niet meer terug zou komen. Een
buurman had meubels en kleding meegenomen en weer teruggegeven. Zij voelde
animositeit van de buurtbewoners.
Ze is zelf nooit meer gaan wonen op die plek. Wel heeft ze
al die tijd het eigendom gehouden en tot op heden hebben er familieleden in het
huis gewoond. Eugenie heeft gedurende twee jaren gewoond in een ander huis in
Gikondo. Dat was een huis dat verlaten was. De kapsalon heeft ze ook nooit meer
teruggezien, nadat ze in juli 1994 was teruggekeerd in Gikondo.
Na haar terugkomst in Gikondo is ze wel een vereniging
begonnen van weduwen en wezen die slachtoffer zijn geweest van de genocide onder de naam Association des Veuves du Genocide (AVEGA).
Voor deze vereniging is tot op heden nog steeds actief.
In 1996 is Eugenie vertrokken uit Rwanda en is ze verhuisd
naar België. Daar woont ze nog steeds. Wel komt ze tegenwoordig regelmatig
terug naar Rwanda. Het huis is nog steeds in haar bezit en door de jaren heen
heeft ze ervoor gezorgd dat deze gerepareerd is. Voor deze herstelwerkzaamheden
heeft ze nooit een vergoeding ontvangen.
In april 2007 is haar man Theodore gevonden in een massagraf
in een greppel bij de kerk van de methodisten. Bij de herbegrafenis hoopte ze
op steun van Wesley. Maar deze bleef uit. Toentertijd begonnen ook de geruchten
rond te gaan dat Wesley verantwoordelijk was voor de dood van Theodore. En dat
ze gehoord heeft dat hij in een gacaca-rechtbank is veroordeeld. Sindsdien
heeft ze geen contact meer met hem. Eugenie weet niet of ze van doen heeft met
een redder of een moordenaar.
Met Lambert had ze in het begin nog wel contact. Ze spraken
niet veel, maar begrepen elkaar wel. Beiden hadden hun echtgenoot verloren.
Later is er wel verwijdering opgetreden tussen hen beiden. Bij haar huis hadden
buren illegaal een stuk van haar land geannexeerd. Eugenie wilde dat Lambert
voor haar ging getuigen. Hij hield zich liever afzijdig, omdat hij dacht dat
hij gevaar liep als hij bepaalde verklaring zou gaan afleggen.
Over hoe het afgelopen is met Kalimba, Kasai en Kaitana komt
niet zo veel meer naar buiten. Alleen van Kaitana wordt een keer vermeld dat
deze is gearresteerd vanwege betrokkenheid bij de dood van haar man en in de
gevangenis heeft gezeten, maar ook dat hij nu ergens woont maar niet in
Gikondo.
Eugenie is nooit naar een gacaca-rechtszaak toe geweest.
Blijkbaar heeft iemand in haar naam een klacht ingediend, zonder dat zij ervan
wist. Op 24 november 2007 is een uitspraak geweest in haar zaak, hier zijn
verschillende mensen schuldig bevonden aan het plunderen van haar bezittingen. Deze
personen zijn veroordeeld tot schadevergoeding. Eugenie zegt echter dat ze tot
nu toe nog nooit iets heeft ontvangen. In 2009 had ze een telefoontje ontvangen
dat iemand toch had betaald en het gegeven aan een lid van de rechtbank. Deze
heeft dat bedrag vervolgens in eigen zak gestoken en is ermee met de noorderzon
vertrokken.
Bij deze veroordeling werd onder andere ook Augustin Basebya
genoemd, de man van Yvonne. Ook hij is veroordeeld tot schadevergoeding. De
rechter leek hier echter achteloos aan voorbij te gaan. Waarom ging de rechter
hier niet nader op in? Dat vond ik heel vreemd. Dat leek mij wel een detail
waar even op ingegaan zou kunnen worden.
In 2010 en 2011 is ze eerst drie dagen verhoord door de
nationale recherche en later nog eens vier dagen door de rechter-commissaris
onder begeleiding van mensen van het Openbaar Ministerie en de verdediging. Op
15 februari 2011 heeft het laatste verhoor met haar plaatsgevonden.
Eugenie is de hele dag aan het woord geweest. Ik hoor haar
stem gedurende de gehele dag op dezelfde rustige wijze. Volgens een aanwezige
in de echte rechtszaal is het een vrouw van een jaar of vijftig die met
gevouwen handen haar relaas doet. De rechter komt vaak terug op eerdere
uitspraken en dan begint ze op rustige toon een zin die begint met: “Zoals ik
al gezegd heb, ..…..” Aan het eind van de dag is de rechter nog niet klaar met
vragen en ook de verdediging heeft nog niets kunnen vragen. Er wordt besloten
om de volgende dag door te gaan. Dan zullen ze om negen uur ’s ochtends beginnen.
Al met al een heel verhaal dat ik in elkaar heb geknoopt
door het relaas van Eugenie in een chronologische volgorde te zetten. Op grote
punten komt het redelijk logisch over. Al komen er wel wat vragen naar voren.
Waarom gaat ze op 24 februari 1994 bijvoorbeeld mee met de vrouw van Kasai,
terwijl ze dan het risico liep om Kasai tegen te komen? Ze was bang voor hem,
omdat hij lid is van de CDR. En waarom ging Eugenie in haar eentje schuilen in
de Ecole Belge? Waarom liet ze haar man achter? Liep hij dan minder gevaar? En
waarom heeft Lambert het wel overleefd in tegenstelling tot haar man? Beiden
waren ze verstopt op de zolder van Wesley.
Voor deze dag in de rechtbank was veel meer belangstelling
dan tijdens mijn eerste bezoek. In zaal H2 zaten deze keer over de dag verdeeld
telkens wel zo’n 30 mensen, waarvan een meerderheid van Rwandese afkomst.
Gedurende de gehele dag luisterde bijna iedereen het geheel heel rustig in
stilte aan. Pas op het laatst begon een man achter mij wat te reageren. Het
leek erop dat er een soort van afkeuring in zijn reactie zat op wat er door
Eugenie werd gezegd.
Een groot deel van de Rwandese bezoekers was vrij jong, niet
veel ouder dan twintig. Ook zij luisterden aandachtig. In de pauze werd het
veel drukker. Ik constateerde dat ze met elkaar communiceerden in een
fascinerende cocktail van Nederlands, Engels en Kinyarwanda.
Het was een heel interessante dag, waarin langzaam een beeld
ontstaat van wat iemand is overkomen, voor, tijdens en na de genocide. Niet
duidelijk is echter wat het verhaal van Eugenie nu te maken heeft met de
misdaden die begaan zouden zijn door Yvonne Basebya. Ze kenden elkaar, maar uit
deze contacten komt op geen enkele wijze naar voren wat voor slechts Yvonne
Basebya heeft uitgespookt. De relevantie van haar getuigenis voor deze zaak is
mij ontgaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten