dinsdag 9 oktober 2012

Paralympics - deel 4 (Rwanda - Brazilië)

Voor 31 augustus stond de tweede wedstrijd al weer op het programma. Deze keer moest Rwanda aantreden tegen Brazilië. De wedstrijd zou beginnen om twee uur ’s middags.

Simon zei dat hij voorafgaand aan deze wedstrijd afgesproken had met een aantal andere mensen die namens VSO in Rwanda gewerkt hadden. Of ik mij daarbij wilde aansluiten. Dat leek me wel een goed idee, dus zo rond half twaalf heb ik mij het gezelschap gevoegd dat was samengekomen bij een bar vlak bij het metrostation van Custom House.
 
Behalve Simon en Clema waren daar nog drie andere mensen die ik ken vanuit Rwanda. Alle drie waren ze gelijk met Simon begonnen in september 2011. Dus voor mij waren het nog steeds nieuwelingen. Maar inmiddels waren ze alle drie al weer terug in Engeland en dus eigenlijk ook al veteranen. Dan besef je hoe hard kan het gaan.
Het samenzijn bestond uit een lunch van een broodje aangevuld met een flink glas bier. Dit keer wel gewoon Engels bier. Zo’n drie kwartier voor de wedstrijd leek het ons raadzaam om maar op weg te gaan naar de wedstrijd. Om deze te bereiken hadden we altijd nog een halfuur nodig, mede vanwege de controles die we onderweg nog allemaal moesten ondergaan.
Simon en Clema hadden kaartjes voor het genodigden gedeelte en gingen hun eigen weg. De andere drie hadden echte kaartjes voor de wedstrijd, ik slechts voor het gebouw met de mogelijkheid om naar binnen te gaan. Ik heb me zo onopvallend mogelijk aangesloten met de rest en ben op deze wijze naar binnengegaan. Er was genoeg plek, dus dat binnenkomen zou niet zo’n probleem zijn geweest. De echte kaartjes zijn officieel op de tribune ook fysiek gescheiden van de andere kaartjes. Door me bij hen aan te sluiten kwam ik in hetzelfde vak terecht.
 
Even voor twee uur kwamen de teams binnen om te worden voorgesteld aan het publiek en om in te spelen. Ook nu weer leek er op voorhand een ongelijke strijd. De Brazilianen zagen er allemaal groter, sterker, langer en gewoonweg indrukwekkender uit dat de Rwandezen. Deze leken echt onder de indruk en zelfs bij het inslaan vlogen er onnodig veel ballen in het net.
 
Rwanda kwam nog wel met 1-0 voor in de eerste set, maar daarna werden er negen punten op rij ingeleverd. Het leek wel of ze bibberend in het veld zaten. Deze set ging dan ook met duidelijke cijfers verloren: 25-5.
 
De tweede set was niet veel beter. Ook hier was het binnen de kortste keren al 9-0 en dan is het al duidelijk dat dit een verloren strijd is. Het ging nu eigenlijk nog slechter dan in de eerste wedstrijd. Toen speelden ze nog tegen de favoriet voor de eindezege en nu speelden ze tegen een tegenstander die op papier van mindere kwaliteit zou moeten zijn. Extra teleurstellend is het dan om te zien dat ook deze set met 25-5 verloren gaat.
 
Maar toen kwam de derde set. Het is net of toen leek of de schroom er een beetje af was gegooid bij het team van Rwanda. Men was duidelijk beter aan het spelen en er waren ook veel meer rally’s. De Brazilianen stonden gedurende de wedstrijd wel constant voor, maar voor het eerst had ik het gevoel dat Rwanda ook meedeed, getuige ook de tussenstanden van 6-4, 9-6 en 13-7. Uiteindelijk was het niet voldoende en werd de eindstand 25-13.
 
Om drie uur waren we helaas al weer klaar en was het tijd voor de evaluatie. Onder begeleiding van een duur glas bier waren het er allemaal over eens dat er in de derde set in ieder geval sprake was van progressie. Mogelijk dat wij met onze duidelijke support voor Rwanda ook een steentje hieraan hebben bijgedragen.
 
Voor deze avond had ik afgesproken om Neal te gaan bezoeken in Cambridge. Aan het eind van de middag heb ik afscheid genomen van het gezelschap om per metro naar het treinstation van Kings Cross te gaan om daar de sneltrein naar Cambridge te pakken. Binnen een uur was ik op de plaats van bestemming.
 
Daar stond Neal mij op te wachten. Met de auto is het kwartiertje naar zijn huis. Dat ziet er uit als een echt typisch Engels huis in een typische Engelse buurt. Het leek wel een plaatje uit zo’n echte Engelse televisieserie, maar dan wel van de wat welgesteldere klasse. Neal woont er samen met zijn vrouw Jane.
 
Neal was mijn kamergenoot in de allereerste week van mijn verblijf in Rwanda. In die week kregen we een training over het hoe en wat van werken in Rwanda. Dan wordt er een groep gemaakt van alle mensen die op dat moment beginnen te werken voor VSO in Rwanda. Ik ben tot twee maal toe later in dat jaar bij Neal op bezoek geweest in Kabarore, in het oosten van het land. Neal heeft ook diverse malen in mijn huis in Kigali overnacht, als hij voor het weekend in de hoofdstad.
Voor, tijdens en na de heerlijke maaltijd hebben we nogmaals ons verblijf in Rwanda geëvalueerd. Het was een zeer aangename avond in een rustige buitenwijk van Cambridge.

 

woensdag 3 oktober 2012

Paralympics - deel 3 (Rwanda - Iran)

Voor 30 augustus stond de eerste wedstrijd van het zitvolleybalteam van Rwanda op het programma. Die zou pas om negen uur ’s avonds zijn, dus ik had nog een flinke dag voor de boeg.

Voor vandaag had ik afgesproken met Alan en Simon, mijn beide huisgenoten in Rwanda in de laatste paar maanden van mijn verblijf. Eerst zou ik Alen ontmoeten, en later op de dag Simon. Alan woont in Abergavenny, Wales en zou per bus naar Londen komen. Aangezien hij op Victoria station zou aankomen, hebben we afgesproken om daar te ontmoeten.
Zo halverwege de ochtend heb ik gezorgd dat ik aanwezig was op het station en heb mijn intrek genomen in een van de vele hippe koffietentjes die er in de buurt te vinden zijn. In heel Londen is het vergeven van de koffiezaken waar latte’s, ristretto’s, cappuccino’s en nog veel wordt geschonken. De een nog zogenaamd Italiaanser en hipper dan de ander. Mijn keuze viel dit keer op Caffé Ritazza. Dat bleek dus een hele keten te zijn, want via sms bleek Alan opeens in een andere Caffé Ritazza te zitten. Caffé Ritazza is wereldomvattend, want het heeft vestigingen in 22 landen. Ondanks de Italiaanse naam zit Italië daar natuurlijk niet bij. Nederland trouwens ook niet. Het locatieprobleem was echter gauw opgelost en zo konden we elkaar ontmoeten, een weerzien na ongeveer acht maanden.
Onder het genot van een lekker kopje koffie hebben we elkaar bijgepraat over van alles en nog wat. Over de maanden in Rwanda na mijn vertrek, alle nieuwtjes over nieuwe huisgenoot Eric, wat Simon allemaal aan het uitspoken was en al onze bezigheden sinds januari 2012.
Alan had zich niet helemaal verdiept in het programma van die dag, want hij zou om negen uur ’s avonds weer terug gaan naar Abergavenny, juist het moment waarop het zitvolleybalteam zou beginnen. Dan maar wat andere sporten gaan bekijken in de ExCeL arena.

Voor deze dag was ik in het bezit van twee kaartjes. Het eerste was een kaartje voor toegang tot de ExCeL arena, met de mogelijkheid om wedstrijden te bezoeken als er plaats was. De tweede was een echt kaartje voor de zitvolleybalwedstrijden van die avond, maar ook met de mogelijkheid om andere wedstrijden te bezoeken, wederom als er plaats was. Het mooie van deze kaartjes was dat er een kaartje voor de metro bij inbegrepen was. Een relatief groot gedeelte van het kaartje van £ 10 of £ 15 had je er alleen al uit voor het gebruik maken van de metro. Dat had anders minstens £ 7,70 gekost.

Ik kon dus mijn eerste kaartje aan Alan geven. Via de metro gingen we op weg naar de ExCeL arena. Deze bevindt zich in het oosten van de stad en is nog een flink eind van het centrum, meer dan een half uur reizen. Het laatste gedeelte is allang niet meer ondergronds en gaat langs een gedeelte van Londen, dat op zijn zachts gezegd niet bijzonder is. Eigenlijk gewoon lelijk. Lelijke vervallen industrie, onappetijtelijke nieuwbouw en niet onderhouden braakliggend terrein. Geen reclameplaatje voor de stad.
Bij het station met de naam Custom House moesten we er uit. Dan nog een hele wandeling slalommend langs allerlei hekwerken en een overdaad aan vrijwilligers, zeer vriendelijk overigens, die je de weg wezen op een weg waar je eigenlijk niet veel keus had. Uitmondend in een controle die niet zo misstaan op een luchthaven. De broekriem moest af en een flesje water mocht niet mee naar binnen.


We waren aangekomen in het complex met verschillende zaken. In elk van die zalen zouden diverse wedstrijden plaatsvinden. We konden kiezen uit tafeltennis, judo of powerliften. Op de een of ander manier was er een enorme belangstelling voor powerliften, waarschijnlijk veroorzaak door Britse deelname, dus werd het eerst tafeltennis en daarna judo. Het onderdeel judo was voor ‘visualy impaired’. Wat opviel dat de ene duidelijk wat slechtziender dan de ander, dat leek mij niet geheel eerlijk. Waarom niet alle deelnemers een blinddoek voorgedaan, zodat de omstandigheden voor ieder gelijk waren? Maar afgezien daarvan verschilde het niet veel van het ‘echte’ judo. Een paar leuke wedstrijden gezien en verder bijgepraat met Alan.
 
Aan het begin van de avond moest Alan weer huiswaarts. Daarop heb ik mij vervoegd bij de zaal waar het zitvolleybal was en heb daar het staartje van de wedstrijd tussen Marokko en Egypte mogen aanschouwen. Simon zou pas arriveren als de wedstrijd zou beginnen. Hij woont nog steeds in Rwanda, werkt namens VSO bij NPC (National Paralympic Committee) en is als begeleider van het team meegekomen naar Londen. Hij heeft de gelegenheid te baat genomen om zijn Rwandese vriendin Clema mee te nemen, om haar Engeland en Londen te laten zien.
Vlak voor de wedstrijd zou beginnen zag ik hen op de tribune voor genodigden en ander belangrijke mensen plaatnemen met een enorme vlag van Rwanda. Vanaf mijn kant zwaaide ik met mijn kleine Rwandese vlaggetje. Contact!
Even voor negenen kwamen beide teams de zaal binnen. Het Rwandese team bestond uit 11 personen en stond onder leiding van de Nederlandse coach Peter Karreman. Tijdens het inspelen leken de verschillen al enorm tussen de fragiel ogende spelers van Rwanda en sterke spieren van de paralympisch kampioen van vier jaar geleden.


Om negen uur stipt begon de wedstrijd en het leek wel of de spelers van Rwanda nog even moesten wenen aan de situatie, want voordat we er erg in hadden was het al 6-0 voor Iran. Ik heb flink staan zwaaien met m’n vlaggetje en ze toegejuicht bij elk punt. Het was wel heel duidelijk dat ze een maatje te klein waren voor Iran. Dit was hun eerste wedstrijd op zo’n hoog niveau en binnen de kortste keren was de eerste set ook afgelopen: 25-11.


De tweede set ging niet veel beter, Iran had al twaalf punten gescoord voordat Rwanda op het scorebord kwam. De Rwandese spelers waren gewoon te veel onder de indruk van de gehele entourage. Ze kwamen zeer gespannen over. Het was wel logisch dat ze gingen verliezen van Iran, maar in de tweede set ging ook wel heel veel verkeerd. De setstand was dan ook niet voor niets 25-6.
 
In de derde set leek het even wat beter te gaan. Ze maakten een paar punten in het begin zodat de hatelijk nul niet te lang op het scorebord bleef staan. Maar vervolgens zakte het weer behoorlijk in elkaar en eindigde het in 25-8.


De eerste wedstrijd van Rwanda was afgelopen. Het was gelijk een hele vuurdoop, zo voor het eerst optreden op zo’n groot podium als de Paralympische Spelen. We moeten het maar zien als een leerschool en dan kan het alleen maar beter gaan.


Wat wel jammer was dat de zaal nog niet voor de helft gevuld was. Onbegrijpelijk dat tot voor een paar dagen voor aanvang van de wedstrijd het onmogelijk was om een kaartje te kopen. Het leek of het helemaal uitverkocht was. Waarschijnlijk was het ergens gereserveerd voor vrienden van de Olympische en Paralympische gedachte, die er uiteindelijk geen gebruik hebben gemaakt met als resultaat dat ze alsnog vrij kwamen een paar dagen voor aanvang van de wedstrijd. Jammer dat dat zo schijnt te moeten gaan.
Na afloop heb ik mij vervoegd bij Simon en Clema om samen nog iets te gaan drinken. Aangezien we alle drie niet echt bekend zijn in Londen, koste het best nog wat moeite om iets te vinden in deze omgeving. Uiteindelijk kwamen we toch weer terecht in een modern aandoend café in het winkelcentrum van Westford Stratford City. Het was zo modern dat je er geen Engels biertje kon krijgen, het was Heineken, Amstel of een of ander vaag Italiaans biertje. Dus zat ik in Londen nu voor de tweede avond in successie aan de Heineken, is dat niet vreemd? Maar verder was het goed om Simon en Clema weer te ontmoeten, ook weer een weerzien na ongeveer acht maanden.


Om half uur voor de sluitingstijd van twaalf uur werd de muziek uitgezet, het licht aangedaan en op niet al te vriendelijke manier gemaand om ons bier op te drinken en te vertrekken. We waren het er allemaal over eens. Qua service kon je beter in Rwanda zijn. Daar hoefde je het bier niet aan de bar te bestellen, daar werd het naar je toegebracht. Bovendien hadden ze daar geen sluitingstijd. Een klant zou daar nooit gemaand worden om zijn bier op te drinken. Zolang het vocht nog in het glas of de fles was, was je daar als klant nog koning!

maandag 1 oktober 2012

Paralympics - deel 2 (Holland House)

Op 29 augustus  ben ik met de trein naar Londen gereisd. Eerst van Utrecht naar Rotterdam, vervolgens van Rotterdam naar Brussel en tenslotte van Brussel naar Londen.

De reis ging voorspoedig. De trein die uit Rotterdam vertrok was bomvol, maar gelukkig had ik nog een zitplaatsje. In Antwerpen ging bijna iedereen de trein uit. Gelet op het publiek leek het mij dat ze bijna allemaal van plan waren om eens lekker te dagje te gaan shoppen en stappen in deze Belgische havenplaats.
In Brussel had ik nog wel enige moeite om de terminal voor de Eurostar te vinden. Toen ik het eenmaal gevonden had, was het net of ik in een andere wereld was terechtgekomen.  De overgang van het rommelige treinstation naar de ruimtes van Eurostar had niet groter kunnen zijn. Deze had alles van een vliegveld, met de paspoortcontrole, de bagagecontrole en de steriele ruimte waar je op het vervolg van de reis mocht gaan wachten.
In wachtruimte had ik ruim een uur voordat de Eurostar zou vertrekken naar Londen. Van Wilma had ik wat reisliteratuur voor onderweg gekregen, dus ik zat rustig te bladeren in mijn Voetbal International. Dat was reden voor een Koreaan, woonachtig in Canada, om mij aan te schieten. Gezien het blad wat ik aan het lezen was, dacht hij vast van doen te hebben met een ingewijde. Hij vroeg mij of ik wist waar het stadion was van Queens Park Rangers (QPR). Hij was fan van deze club en wilde graag een shirt kopen, zodat hij dat aan kon doen bij de wedstrijd van zaterdag als QPR op bezoek zou gaan bij Manchester City. We raakten een beetje aan de praat. Hij was een hele grote fan van Engels voetbal en van QPR in het bijzonder, omdat daar een Koreaan speelde. Elk jaar kwam hij wel een keer een week naar Engeland om daar naar wedstrijden te gaan kijken. Eens te meer werd me duidelijk hoe wereldomvattend de impact van het Engelse clubvoetbal is. Ik kon hem trouwens niet verblijden met het adres van QPR.


Zo rond een uur ’s middags kon ik aan boord gaan van de trein en deze zou dan na ruim twee uur aankomen in Londen. Deze reis zou voor mij ook een vette primeur bevatten. Voor het eerst onder Het Kanaal door. Via de Kanaaltunnel. Of de Chunnel, volgens de Engelsen! Deze doortocht onder Het Kanaal is eigenlijk behoorlijk saai. Van kust of zee is helemaal niets te bekennen. In Frankrijk schiet je op een gegeven moment een tunnel in om er een halfuur later in Engeland weer uit te komen. Wel een heel ander weer. Op het vasteland was het nog mooi zonnig weer, op het eiland nat en druilerig. Helemaal in overeenstemming met de verwachtingen!

Na aangekomen te zijn op St Pancras ben ik zo snel mogelijk doorgegaan naar het European Hotel. Snel ingecheckt, inderdaad een behoorlijk klein kamertje. Net genoeg plek voor een bed, een douche met wc, een klein kastje en een televisie. En het zag er ook allemaal wat versleten uit, maar je, ik heb overnachting en dat is het belangrijkste.
 
De taak voor de rest van de middag was om de kaartjes voor de twee wedstrijden op te halen bij een centraal punt in Londen. Met de metro kon ik er komen voor een kaartje van zeven pond. Zonder problemen heb ik de kaartjes opgehaald en vervolgens heb ik nog wat rondgelopen in de omgeving. Zodoende de eerste toeristische knallers al gezien: Downing Street 10, Big Ben, Houses of Parliament en de Westminister Abbey. Deze wandeling zorgde al voor een eerst cultuurschok. Het is allemaal zo toeristisch, zo niet echt, alsof ik door een soort museum heen liep.
 
Gelukkig was er op het Parliament Square nog een afwijkend kunstwerk met waarschijnlijk de vlaggen van alle landen die meegedaan hebben aan de Olympische en Paralympische Spelen. Na enig zoeken kon ik de Nederlandse vlag ook ontdekken. En die van Rwanda!
 
Ik had nog geen programma voor de avond, maar de beste invulling ervan leek me wel om de openingsceremonie in het Holland House te gaan bekijken. Zo veel over gehoord, nu eindelijk de gelegenheid om het mee te maken. Bij de Olympische Spelen heet dit fenomeen Holland Heineken House, maar om onverklaarbare redenen is hier het middelste woord weggelaten. Wil Heineken niets te maken hebben met gehandicapten?
Dit Holland House zou zich moeten bevinden in  het winkelcentrum met de naam Westfield Stratford City. Wat betreft metro bleek zich dit juist buiten de eerste zones te bevinden, dus eigenlijk had ik een nieuw kaartje moeten kopen. De dienstdoende loketbediende was zo vriendelijk om mijn oude kaartje van £ 7 tegen bijbetaling in te wisselen voor een nieuwe van £ 7,70. Dat noem ik service!


Dat Westfield Stratford City winkelcentrum zorgde voor een volgende cultuurschok. Het geheel was echt een op Amerikaanse leest gemaakt product. Het voelde zo onecht, zo plastic, zo kunstmatig aan dat het vervreemdend voelde om er rond te lopen. Hier voelde ik me niet thuis. Alles gericht op consumptie, dure consumptie. Dit is al heel iets anders dan het winkelaanbod met Utrecht, laat staan dat van Rwanda.

Op de vierde verdieping zou het Holland House moeten zijn. Richting parkeerdek kwam ik bij een balie met mensen uitgedost in het oranje. Dit was de goede plek. Met mijn Nederlandse paspoort kon ik het parkeerdek oplopen. Het Holland House is open voor Nederlanders, en ze mogen buitenlandse introducés meenemen.


Op het eind van een verlaten parkeerdek, achter een omheining bevond zich dan het Heineken House.  Daar bevond zich een enorme tent waarin het feestgedruis zou moeten plaatsvinden. Er werd natuurlijk Heineken geschonken, tegen een belachelijk hoge prijs, en er waren veel, heel veel mensen in oranje. Zo’n hele massa in oranje heeft iets van trots, van een nationaal gevoel, maar het heeft ook wel iets treurigs. Zo uitgedost in oranje te gaan kijken naar een openingsceremonie op televisie. Het voelde ook wel vervreemdend om midden in Londen in zo’n Nederlandse enclave te belanden.


De Nederlandse atleten in het defilé werden natuurlijk met gejuich begroet. Die van Rwanda begrijpelijkerwijs niet. Maar ik heb ze wel gezien en herkende Celestine, hij werkt bij het National Paralympic Committee (NPC) van Rwanda.  Ruim voor afloop vond ik het tijd om weer naar mijn hotel te gaan. Ik had nog een drukke week voor de boeg.

Dit was alvast een bijzondere dag met twee vette primeurs. Ik ben onder Het Kanaal doorgegaan en ik heb een bezoek gebracht aan het Holland House!

zondag 30 september 2012

Uitgezonden worden door VSO, heeft dat zin?

Voor mijn verblijf in Rwanda ben ik uitgezonden door VSO. Deze afkorting staat voor Voluntary Services Overseas. Onder de werktitel ‘Sharing skills, changing lives’ heeft VSO als doel om westerse deskundigen naar onderontwikkelde landen te brengen, zodat ze daar hun kennis kennen overdragen.

Dit zegt de website: “VSO is een internationale ontwikkelingsorganisatie die door duurzame kennisuitwisseling werkt aan een rechtvaardiger wereld zonder armoede. Op aanvraag van lokale organisaties in Afrika en Azië zenden wij vakdeskundigen uit die hun kennis en ervaring daar delen. Lokale organisaties kunnen daardoor hun werk effectiever doen.”

En dit ook: “Als vakdeskundige zorg je voor het delen van kennis en ervaring met lokale organisaties in ontwikkelingslanden. Je krijgt een: gedegen training en voorbereiding, tijdelijk dienstverband met de lokale organisatie, een lokaal gebruikelijk salaris, onvergetelijke ervaring.”
Ik ben inmiddels al weer ruim een jaar terug, en dat geeft reden om mijn ervaringen proberen te rangschikken voor een algehele evaluatie.
In 2009 heb ik ruim twee maanden in Cambodja gewerkt en dat was mij zeer goed bevallen. Dat was dus een reden om eens om me heen te kijken of ik nogmaals op zo’n dergelijk avontuur kon gaan. Al gauw kwam ik uit bij VSO en heb me daar ingeschreven. Dan begint het met een zogeheten assessmentdag. Dat is een dag waar je met allerlei andere kandidaten via spelvorm wordt getest of je wel geschikt bent om uitgezonden te worden. Dat was 7 augustus 2009. Naar aanleiding hiervan kreeg ik een mooi rapport in handen met als conclusie dat ik door mocht gaan voor de volgende ronde.
De volgende ronde bestaat uit twee trainingsweekenden met de prachtige afkortingen P2V en SKWID, die respectievelijk staan voor ‘Preparing to volunteer’ en ‘Skills for working in development’. Een opmaat voor een wereld vol afkortingen! Beide weekenden vonden plaats in De Kleine Aarde te Boxtel, inmiddels ter zielen, maar toen nog in de laatste maanden voor haar onverbiddelijke einde. De Kleine Aarde was een veelbelovend initiatief, maar in de uitvoering miste er iets. Toch waren het hele leuke en interessante weekenden, met veel informatie en meer rollenspel om je in te leven in de situatie die eraan zat te komen.
In de tussentijd had VSO al twee voorstellen naar mij toegezonden om te kijken of ik erin was geïnteresseerd. De eerste was in Zambia en de tweede in Uganda. Die heb ik beiden afgewezen. De eerste omdat deze te vroeg kwam en de tweede omdat het een werkplek betrof die ver weg was van de bewoonde wereld. Ik wilde in ieder geval een plaatsing in een hoofdstad of tenminste een grote stad, zodat het mogelijk zou zijn voor Wilma en Marte om mij gemakkelijk te bezoeken en er ook nog een aangenaam verblijf te kunnen hebben. Beide waren ook voor 24 maanden en dat leek mij ook aan de lange kant.
Maar toen kwam het aanbod om in Rwanda te gaan werken. Dat leek ideaal. Het was in de hoofdstad, dus met genoeg faciliteiten, ook voor Wilma en Marte. Verder was het ook maar voor een jaar, dat leek me ook beter, temeer omdat het precies het jaar is dat Marte wel naar school zou gaan, maar nog niet verplicht. Dat gaf dus alle ruimte voor haar om mij in Rwanda te gaan bezoeken. En de baan leek ook interessant. 


Dus heb ik gesolliciteerd voor de functie van ‘Finance and Accounting Advisor’ bij het RNDSC (Rwandan National Decade Steering Committee), maar dat niet alleen, ik zou ook nog adviseur worden bij zeven andere organisaties op het gebied van de behartiging van belangen voor gehandicapten. De helft van mijn tijd zou zijn bij RNDSC, de andere helft bij de andere organisaties. Dat leek dus een goed gevulde portefeuille. Volgens de omschrijving voor mijn werk was het doe om bij de verschillende organisaties een adequaat financieel systeem in werking te laten zijn met goede administratieve procedures. Tevens zouden ze in staat zouden moeten zijn om budgeten te maken en financiële rapportages van voldoende kwalitatief niveau.
Met als resultaat dat ik op 15 januari 2011 in het vliegtuig ben gestapt met eindbestemming Kigali, om daar een jaar te gaan leven en werken.
In de praktijk heb de meeste van mijn tijd doorgebracht op het kantoor van RNDSC, veel meer dan de beoogde 50 %. Verder heb ik me in de praktijk bij RNDSC zeker niet alleen bezig gehouden met financiële en administratieve zaken, uiteindelijk ben ik aanraking gekomen met algemeen beleid op het gebied van belangenbehartiging. Dit komt enerzijds doordat ik samen opgetrokken ben met Nicole, die tegelijkertijd met mij bij RNDSC zat als ‘Management and Advocacy Coach’. Samen met Bruno, onze baas bij RNDSC, zijn we bijvoorbeeld actief geweest bij de behandeling van het rapport dat de regering van Rwanda zou moeten uitbrengen over de CRPD (Convention on the Rights of Persons with Disabilities) aan de Verenigde Naties. Bij dit algehele beleid lag duidelijk veel meer de belangstelling van Bruno.
Gedurende mijn plaatsing bij RNDSC werd me gaandeweg wel duidelijk dat men niet zo veel belangstelling voor het onderwerp financiën had. Op een gegeven moment krijg je het dan ook over de verwachtingen die men had omtrent mijn komst. In de allereerste plaats had men verwacht dat ik met financiële software zou komen, waarschijnlijk met het idee dat het dan allemaal vanzelf zou gaan. Dat van de software kwam regelmatig terug, en het moge duidelijk zijn dat nooit de bedoeling is geweest. Daarnaast is de organisatie nog zo klein, dat financiële software echt onnodig is, het gaat net zo gemakkelijk in Excel. Toen duidelijk werd dat ik niet met financiële software zou komen, kreeg ik de indruk dat mijn plaatsing bij RNDSC er steeds minder begon toe te doen.
Als ik een beetje doorvroeg over aanvullende wensen, dan gaf men als antwoord het bijbrengen van vaardigheden (‘skills’), zonder daarbij een idee te hebben welke dit dan zouden moeten zijn. Bijkomend probleem daarbij was dat ik dat wel geprobeerd heb, maar dat ik niet het gevoel heb gehad dat men daar erg open voor heeft gestaan. Toen ik op een gegeven moment voorstellen heb gedaan om een betere verantwoording richting donoren te doen, was Bruno daarvan niet gecharmeerd. Mogelijk heb ik het ook niet op een juiste manier gebracht, in ieder geval is het zeker niet in goede aarde gevallen.
Ik heb mijn vraagtekens bij een uitgangspunt van mijn plaatsing. Dat zou zijn op aanvraag van een lokale organisatie. Is die er wel werkelijk geweest? Natuurlijk is die er formeel wel geweest, maar in hoeverre is dat niet voorgebakken door VSO Rwanda. Daar had men misschien zoiets van dat wel eens handig zou zijn en vervolgens heeft men RNDSC gevraagd of zij er behoefte aan had. Dan zegt men natuurlijk geen nee, zeker niet in Afrika. In mijn gedachten speelt ook nog mee dat VSO Rwanda ook gewoon een bedrijf is. Hoe meer plaatsingen, hoe succesvoller! Pas op het eind van mijn plaatsing heb ik uitgevonden dat mijn plaatsing (geheel of gedeeltelijk) gefinancierd is door SHIA (Solidarity, Human Rights, Inclusion and Accessibility), de Zweedse organisatie voor belangenbehartiging. Misschien is de vraag wel van deze organisatie gekomen?
Bij een tweede uitgangspunt van uitzending heb ik ook mijn twijfels. Heb ik wel echt een tijdelijk dienstverband gehad bij RNDSC? Ik heb wel een lokaal salaris ontvangen, maar dat is gedurende het gehele jaar uitbetaald door VSO. Dus voor mijn gevoel ben ik in dienst geweest bij VSO en vervolgens gestationeerd bij RNDSC. In mijn beleving had ik een lokaal salaris van de organisatie waar ik kwam te werken moeten ontvangen. Doordat dit niet het geval was, was er ook onvoldoende toewijding van de kant van RNDSC voor mijn aanwezigheid. Ik was er wel, maar hoorde ik er wel bij? Werd ik zonder die toewijding niet meer dan een passant? Het probleem was dat RNDSC geen geld had om mij te betalen, zelfs niet gedeeltelijk. Alle lopende zaken werden gewoon gefinancierd door VSO. Eigenlijk kon de organisatie niet voortbestaan zonder de steun van VSO.
Wat betreft de andere organisaties. Bij twee ervan, NUDOR en RNUD, ben ik regelmatig over de vloer geweest en heb daar onder ander op het gebied van financiën een bijdrage kunnen leveren. Bij een paar anderen ben ik wel eens binnen geweest en heb er ook wel iets gedaan, maar dat was wel mondjesmaat. Bij een tweetal organisaties ben ik nooit contact geweest gedurende het jaar. Ik heb wel pogingen ondernomen, weliswaar niet tot het uiterste, maar dat heeft tot niets geleid. Waarschijnlijk was er geen behoefte aan advies op het gebied van financiën. Misschien was acht te bedienen organisaties ook wel een beetje te veel van het goede geweest, dus dat twee er helemaal geen behoefte aan hadden ook helemaal niet erg. Maar ook hier heb ik vraagtekens of deze acht lokale organisaties wel gevraagd is naar een vakdeskundige zoals ik.
Door het ontbreken van de vraag van de lokale organisaties en het ontbreken van de toewijding, ook in financiële zin, was mijn plaatsing niet zo succesvol als deze had kunnen zijn. Mijn doelstellingen zijn bij lange niet gehaald bij de acht organisaties waarvoor ik aan de slag ben geweest. Daarentegen ben ik veel actiever geweest op beleidsmatig niveau, wat in het geheel niet vermeld stond bij mijn te bereiken doelen.
Sommige plaatsingen door VSO hebben heel veel succes, dat is denk ik dus niet van toepassing. Er zijn ook veel plaatsingen die op een totale mislukking zijn uitgelopen. Dat gevoel heb ik ook zeker niet. Bijna alle plaatsingen zijn anders dan dat ze op voorhad op papier zijn gezet. Dat is ook zeker op mij van toepassing, ik sluit me hierbij dan ook aan bij de meerderheid.
Bereikt VSO haar doelstellingen? Soms wel, soms niet en soms gedeeltelijk. En vaak wordt er iets heel anders bereikt dan oorspronkelijk de bedoeling is. Het is wel zaak om heel duidelijk vast te stellen dat er inderdaad een vraag is van een lokale organisatie. Misschien kan er op dat punt nog winst worden gemaakt.
Wat in ieder geval wel is uitgekomen is dat het een onvergetelijker ervaring is geweest. Dat kan ik van harte onderschrijven!

woensdag 26 september 2012

Mijn bezoek aan de Paralympics - de voorbereiding

Afgelopen november was ik er getuige van dat Rwanda zich plaatste voor de Paralympische Spelen in Londen op het onderdeel zitvolleybal. Ik riep toen iedereen op om naar Londen te gaan om ze daar aan te moedigen. Dit gedaan hebbende kon ik natuurlijk niet achterblijven. Dus vatte ik het plan op het Rwandan Sitting Volleyball Team aan te gaan moedigen op de Paralympics. En dat zou dan mooi te combineren zijn met een paar bezoekjes aan mensen die ik ontmoet heb in Rwanda en inmiddels al weer teruggekeerd waren in Engeland.

Eerst maar eens uitvinden wanneer en waar ze zouden spelen. De site van de Paralympische Spelen had ik gauw gevonden, maar daar stond telkens dat het programma nog niet bekend was. Dat schoot nog niet veel op, ik moest eerst weten wanneer Rwanda zou spelen, dan pas kon ik boeken. Achteraf gezien heb ik op een verkeerd gedeelte gekeken, op een andere plek hadden ze het hele schema al lang staan.
In dit schema stond dat Rwanda op 30 augustus zou gaan spelen tegen Iran, op 31 augustus tegen Brazilië, op 2 september tegen China en op 3 september tegen Bosnië-Hercegovina. Daarna zouden vanaf 5 september de kwartfinales gaan plaatsvinden. De periode van mijn verblijf kreeg hier in ieder geval al wat contouren. Dat zou dus van 29 augustus tot en met 4 september zijn. Precies genoeg om alle wedstrijden te zien in de voorronde. Gezien de tijdsperiode was het ook wel duidelijk dat ik alleen op pad zou gaan, Marte moest tijdens die periode gewoon naar school, dus was het geen optie om met het hele gezin er heen te gaan.
Nu nog even een kaartje kopen voor de wedstrijden. Dit kan helaas alleen met een Visa creditcard. Een andere manier van betalen was gewoon niet mogelijk. Ja, alleen cash aan de kassa, maar dat leek met link. Dus de volgende stap is het aanvragen van een Visa creditcard, en dat op de goedkoopste manier, dus via de ANWB. Helaas duurde dat weer enkele dagen, en er zat ook nog een vakantie tussen, dus toen lag het bestellen van de kaartjes eventjes stil.
Na de vakantie met frisse moed en met een gloednieuwe creditcard ben ik weer aan de slag gegaan. Dit viel echter nog niet mee. Alle zitvolleybal wedstrijden zouden plaatsvinden in het gebouw met de naam ExCeL (Exhibition and Convention Centre of London). Ook een aantal andere sporten zouden hier worden gedaan, zoals tafeltennis, powerliften, boccia en judo. Ik heb het heel vaak geprobeerd, maar het was gewoon onmogelijk om een kaartje voor £ 15 te bemachtigen voor het zitvolleybal. Wel kon je dagpassen van £ 10 voor ExCeL kopen met de mededeling dat  je bij beschikbaarheid naar alle sporten binnen het gebouw zou kunnen gaan kijken. Een beetje vaag allemaal, maar ik heb uiteindelijk toch maar besloten om 4 dagpassen te bestellen voor alle dagen waarop Rwanda zou spelen. En deze via een koerier maar gewoon thuis te laten bezorgen.
Nu nog het vervoer. Dat was veel gemakkelijker. De keuze tussen vliegtuig en trein was snel gemaakt. Met het vliegtuig moet je eerst nog naar Schiphol en vervolgens in Engeland ook nog een flink stuk met de trein van het vliegveld naar Londen. Dus qua tijd zou het niet veel voordeliger zijn dan de trein, ook veel meer gedoe en het zou zeker duurder zijn, zelfs met de goedkoopste vlucht. Via Hispeed voor € 99 een retourtje Londen geboekt.
Dan nog de overnachtingen. Ik had intussen al contact gehad met Engelse vrienden uit Rwanda. En het begon er op te lijken dat ik op vrijdag langs zou gaan bij Neal, op zaterdag mogelijk bij Mark en Tammy en op zondag bij Nicole en Paul. Dan bleven alleen de eerste twee dagen over en de laatste dag. Het leek mij het beste om voor de eerste twee dagen een hotelletje en te gaan boeken en dan de laatste dag daar te gaan regelen.
Hotels genoeg in Londen, dus dat is of heel  gemakkelijk of heel moeilijk. Beiden veroorzaakt door de enorme keuze, het is maar hoe je het bekijkt. Mijn trein zou aankomen bij St Pancras en vlakbij is ook een metrostation, dus ik heb gezocht in het gebied val bij dit station. Dan nog blijft de keuze enorm. Bij de boekingssite www.booking.com kun je ook recensies lezen en bij alle hotels was wel iets op te merken, met als meest gehoorde klacht dat de kamers wel erg klein waren. Ik was toch niet van plan om er veel te verblijven, dus het werd uiteindelijk European Hotel voor £ 98 voor twee nachten.
Dan plotseling, twee dagen voor mijn vertrek, was het plotseling wel mogelijk om voor twee wedstrijden van Rwanda kaartjes te kopen, namelijk voor de wedstrijden op 30 augustus en 3 september. Ondanks dat ik al dagpassen had voor die dagen heb ik toch maar besloten om deze kaartjes te kopen. Dan maar dubbelop. Laten opsturen was geen optie meer, het was wel mogelijk om ze ergens op een centraal punt in Londen te gaan afhalen.
Dus nu was alles geregeld om het laten uitmonden in een goede reis. Ik had kaartjes, vervoer en overnachtingen. In ieder geval zo veel als mogelijk en wenselijk was. De reis kon beginnen.

dinsdag 25 september 2012

Collecteren voor de Nierstichting


Ruim voor de zomervakantie kreeg ik een telefoontje. Of ik ergens in het najaar wilde collecteren voor de Nierstichting. Hoe zijn ze bij mij terechtgekomen? Het antwoord daarop was ontnuchterend eenvoudig. Gewoon lukraak geselecteerd uit de telefoongids.
Ik had nog nooit gecollecteerd, dus het leek me wel een keer interessant. En als ik in het najaar alsnog toch niet kon, dan was dat geen probleem, dan ging het gewoon niet door. Dus heb ik mij opgegeven.
Begin september kreeg ik een brief van de Nierstichting met allemaal ondersteunende informatie voor het collecteren. En binnenkort zou de contactpersoon voor mijn wijk contact met mij opnemen voor het uitdelen van de collectebus. Dagen gingen voorbij en niemand belde. Uiteindelijk maar gebeld naar de Nierstichting en die gaven me het telefoonnummer van de contactpersoon. Het was inmiddels de week voordat de daadwerkelijke collecte. De contactpersoon gebeld. Zij had ook nog niets ontvangen en zou wat van zich laten horen als ze meer wist. Uiteindelijk kreeg ik vrijdagmiddag een telefoontje dat ik ’s avonds het geheel bij haar kon ophalen. Beter laat dan nooit. Uiteindelijk komt alles dan toch goed.
Het ontvangen pakket bestond uit een verzegelde collectebus, een mooie kaart voor om mijn nek als identiteitsbewijs en nog wat andere papieren. Mijn wijk was een gedeelte van de Julianaweg, maar niet het gedeelte waar ik zelf woonde. En ik moest collecteren in de week van 16 tot en met 22 september.
Dinsdag ging ik om half zes goedgemutst op pad. Het weer was aangenaam, dus dat was geen enkele belemmering. Ik begon met het oneven gedeelte lopend van nummer 99 tot en met 225bis. Toen ik daar klaar was ben ik aan de even nummers begonnen, van nummer 216bis tot 100. Dat heb ik op die dag nog niet helemaal kunnen afmaken, dus de volgende dag ben ik op 100 begonnen om te eindigen bij het nummer waar ik de vorige dag ben opgehouden.
Maar toen was ik niet klaar. Ik ben namelijk fanatiek. Ik heb namelijk elk huisnummer opgeschreven dat niet opendeed op dinsdag opgeschreven en daar ben ik vervolgens alsnog een keer langsgegaan. Dat leverde toch nog aardig wat op. En op vrijdag heb ik nog een keer aangebeld bij de huisnummers die ik niet bereikt heb op de beide vorige dagen. Daardoor heb ik toch nog succes gehad bij vijf huizen en bij een daarvan had ik ook de grootste bingo, namelijk een tientje!
In de wijk die ik heb gelopen zeten in totaal 124 huizen. Bij 17 van deze huizen werd er niet opengedaan, waarvan bij 14 er daadwerkelijk niemand thuis was. Bij drie zag ik duidelijk dat er iemand aanwezig was, maar toch werd er niet opengedaan. Een maakte het zo bont dat iemand duidelijk door het raam heen keek, mij duidelijk zag staan, weer uit zicht verdween en vervolgens gebeurde er niets.
Bij de overige 107 huizen werd er wel opengedaan. Van deze mensen waren er acht die niets hebben gegeven. Sommigen zonder toelichting, anderen gaven aan dat ze al giraal geld hadden overgemaakt en weer anderen zeiden dat ze in principe niet aan de deur gaven. Al hun giften gaven ze via bank of giro. Eigenlijk is dat ook wel het verstandigste, want dan kun je elke euro mee laten tellen als aftrekpost bij de belastingen. Misschien is dat collecteren via de collectebus wel heel ouderwets.
Zeven mensen gaven aan dat ze geen kleingeld in huis hadden. Daarop heeft de Nierstichting iets bedacht. Je kunt ook een sms sturen naar nummer 4333 en dan wordt er automatisch twee euro in rekening gebracht. Het blijkt dat hiervan dan ongeveer € 1,78 terechtkomt bij de Nierstichting. De telefoonmaatschappijen houden hier dus dan ook nog zo’n € 0,22 aan over. Ik weet niet of dat sms-en zo’n goed idee is. Het lijkt mij dus een goede ontwikkeling, er blijft te veel aan de strijkstok van de telefoonmaatschappijen hangen. Daarentegen kun je deze gift, in tegenstelling tot de gewone, wel geheel als aftrekpost opvoeren bij de fiscus!
Dan zijn er tenslotte de 92 gezinnen die iets hebben gegeven. Van een paar grijpstuivers tot een tientje en alles ertussen in. Wat ook opvalt, is dat niemand een vraag had over de Nierstichting of over deze collecte in het bijzonder. De meesten gaven vrij spontaan en wensten mij nog een prettige en succesvolle avond. 
Natuurlijk kom je bekenden tegen van wie je weet dat ze er wonen. Maar je komt ook bekenden tegen van wie je niet wist dat ze ook in deze straat woonden. En ook een heleboel die je van gezicht kent, maar verder ook niet. Bij een huis zie een jongetje tegen mij: “Maar ik ken jou.” Ik had geen idee wie het was en ook de ouders die bij het jongetje horen kende ik niet. Hij verduidelijkte: “Ben jij misschien de vader van Marte?” Dat klopte inderdaad en hij bleek dus bij mijn dochter op de BSO te zitten.
Het is ook wel leuk om bij de verschillende huizen naar binnen te kijken. Sommigen zien er heel keurig uit en anderen weer vrij rommeliger. Dat laatste was vooral het geval bij gezinnen met kinderen.  Bij sommigen denk je dat er sprake is van nog wat achterstallig onderhoud en bij anderen  ziet het er piekfijn uit. Ook leuk om te kijken in hoeverre de originele staat van deze huizen uit de jaren dertig nog is behouden.
Op de maandag na de collecteweek ben ik naar de contactpersoon van de wijk te gaan om de collectebus in te leveren en gezamenlijk het geld te tellen. De contactpersoon zei dat sommige collectanten niet samen met haar wilde tellen. Dat lijkt mij geen gewenste toestand, want dat zou het mogelijk maken dat de contactpersoon een gedeelte van het collectegeld achter kan houden. Het zou volgens mij een eis moeten zijn aan de collectant en de contactpersoon dat ze samen tellen en het formulier ondertekenen. Hier is sprake van omissie in het systeem van de Nierstichting. Het gaat te veel uit van goed vertrouwen.
De uiteindelijke uitslag is dat ik een totaal van € 185,96 heb opgehaald in mijn wijk. Verdeeld over de 92 mensen die gegeven hebben geeft dat een gemiddelde van € 2,02 per huisnummer! Niet gek, lijkt mij!

donderdag 13 september 2012

Bilharzia (schistosomiasis) in het Kivu-meer

Ik ben een jaar in Rwanda geweest en Wilma en Marte in totaal ongeveer vijf maanden. In die periode hebben we tot drie keer toe een bezoek gebracht aan Paradis Malahide aan het Kivu-meer.  Een heerlijk plekje met prachtig uitzicht over het meer.


Bij elke gelegenheid hebben we wel even gezwommen in het desbetreffende meer.  Sommigen zeggen dat er bilharzia heerst in dat meer, anderen beweren dat dit niet het geval is. Of dat zwemmen nu verstandig is geweest, daarover verschillen dus de meningen.  Dit zegt de Bradt-gids: “This parasite is common in almost all water sources – even places advertised as ‘bilharzia-free’, such as Lake Kivu.” We hebben het er dus maar op gewaagd.

Op aanraden van Anne en Johan hebben zijn we toch maar even naar de huisarts gegaan om ons te laten testen. Zij hebben maanden nu hun terugkomst toch maar even een test gedaan en toen bleek dat een van hun kinderen tijdens hun verblijf het toch maar even opgelopen te hebben.

Wij waren inmiddels al meer dan zes maanden terug uit Rwanda en hadden nergens last van, dus ik dacht dat het wel los zou lopen. Voor de zekerheid hebben we toch maar even contact opgenomen met de huisarts. Met als gevolg dat we op een ochtend alle drie ons bloed hebben laten prikken bij het huisartsenlaboratorium. De uitslag zou een paar dagen op zich laten wachten.
Tijdens onze afwezigheid is er ingesproken op het antwoordapparaat. Of we wilden terugbellen. Dat leek ons geen goed nieuws. Als er niets aan de hand was geweest, dan hadden ze dat wel ingesproken op het antwoordapparaat. Maar toen wij de assistente van de huisarts belden, heeft ze de dossiers erbij gehaald en ons medegedeeld dat de uitslag negatief was en dat er dus niets aan de hand was. Een hele opluchting.

Ze had echter alleen in Wilma’s dossier en de mijne gekeken en niet in die van Marte. Daar bleek dus te staan dat ze in haar bloed hebben kunnen zien dat er bilharzia aanwezig is geweest in haar lichaam. Een klein foutje in de administratie van de huisarts.
Dus moesten we hals over kop naar het UMC voor een afspraak met de arts. Dat was dokter Bont, kinderimmunoloog. Hij leek op het prototype van de dienstdoende arts, tijdens het consult zat hij meer in zijn papieren en op zijn scherm te kijken dan met ons te communiceren.  Om vast te stellen of de parasiet, die nu niet meer bilharzia heet maar schistosomiasis, nog steeds in het lichaam zit moest Marte nog wat poep en plas, of in nette termen faeces en urine, aanleveren voor nader onderzoek. Over een weekje zouden we over de uitslag worden gebeld.

Op de desbetreffende dag heeft Wilma de hele dag bij de telefoon gezeten, maar niemand belde.  Dan maar even zelf bellen.  Daar werd medegedeeld dat men wel gebeld had, maar dat men geen telefoonnummer had. Hoe dat samen kan gaan is nog steeds nog een raadsel  voor mijn. Na nogmaals het telefoonnummer te hebben gegeven, werden we de volgende dag dan eindelijk toch nog de uitslag gekregen.
Gelukkig hadden ze geen actieve infectie kunnen vaststellen. Het rapport gaf aan: “Faeces en urine bleken bij screening geen Schistoma eieren te bevatten.” Maar voor alle zekerheid moest Marte nog wel een pil innemen. Dat was een anderhalve Biltricide tablet met het actieve bestanddeel Praziquantel. Dat moest voor alle zekerheid.

Uit kostenoverweging zou je kunnen afvragen, dat als die pil toch moet worden geslikt, ongeacht de uitkomst van het tweede onderzoek, waarom dat onderzoek eigenlijk nog moet worden uitgevoerd. Tja, daar hebben we geen vragen bij gesteld. Wij zijn maar meegegaan met wat de medici het beste achten. Gelukkig weten we nu wel dat de parasiet niet actief aanwezig is in het lijf van Marte.
Het slikken van de pil ging nog niet zo gemakkelijk. Deze was namelijk ouderwets bitter. Helaas, was er nog geen kinderversie met een lekker aardbeismaakje. Maar met behulp van een snoepje is het uiteindelijk gelukt!