donderdag 1 december 2011

Visoke

De Visoke is één van uitgebluste vulkanen in het noorden van Rwanda. Er zijn er vijf en ze staan allemaal in het Vulcanoes National Park. Alle vijf zijn ze niet meer werkzaam. Vlak over de grens met Congo staan nog drie vulkanen, hiervan zijn er twee nog wel werkzaam. Zo eens in de zoveel tijd komen ze tot leven met alle gevolgen van dien. Dat kan in Rwanda gelukkig niet meer gebeuren.

In plaats daarvan is het mogelijk om een aantal van deze vulkanen te beklimmen. Samen met Mark heb ik dat dan ook gedaan. Vorige week zondag was de grote dag waarop de beklimming van de Visoke heeft plaatsgevonden. Op zaterdagmiddag zijn we naar Ruhengeri gereden om intrek te nemen in een hotel. De volgende dag zijn we van daaruit ’s morgens vroeg naar Kinigi vetrokken om daar een ‘permit’ voor $ 65 te kopen. Om zeven uur ’s ochtends verzamelen daar alle groepen die de gorilla’s gaan bezoeken of die andere tochten in het nationale park gaan maken.


Nadat wij onze ‘permit’ hebben gekocht volgde nog een ritje van een half uur om bij de startplek te komen. Deze is ongeveer op een hoogte van 2.600 meter. Daar wachten de dragers en de militairen ons reeds op. De dragers kun je inhuren om je rugzak te dragen. De militairen begeleiden ons om ons te beschermen tegen de buffels. Dat is in ieder geval de officiële versie. Misschien zijn ze er ook wel om ons te beschermen tegen rebellen uit Congo. De 5.000 Frw voor het inhuren van een drager lijken mij zeer goed besteed, dus ik aarzel niet om er één te bestellen. Ik krijg een vrouwelijke drager toegewezen: Betty.



Het eerste half uur is nog heel erg gemakkelijk. We lopen tussen de huizen en de velden door die bebouwd worden door de plaatselijke bevolking. Velden staan vol met chrysanten die geteeld worden voor de winning van pyrethrum, dat weer als basisingrediënt dient voor insecticide. Dan komen we bij de grens van het park en krijgen een laatste instructie voor in het park.



Het eerste gedeelte in het park is al wel zwaar, maar nog wel goed te doen. We komen bij onze eerst stop. Wij zijn een uur onderweg. De hoogte is nu 2.967 meter, qua hoogte hebben we nu ongeveer een derde van de afstand afgelegd. Rechtdoor gaat de tocht naar het graf van Dianne Fossey. Wij gaan echter rechtsaf, steil omhoog naar de top van de Visoke. Dan wordt het pas echt zwaar.

Onze groep bestaat uit zeven toeristen, een gids, drie dragers en twee militairen. Van de zeven toeristen zijn er drie heel erg fit en lenig, na de eerste stop vliegen ze samen met de gids, een drager en een militair de berg op. De rest blijft achter om in een rustiger tempo omhoog te gaan, met flink wat rustpauzes.


Doordat de Visoke de gehele dag in wolken is gehuld hebben we helaas geen uitzicht. Als het mooi weer was geweest hadden we ver kunnen kijken en hadden we een prachtig uitzicht gehad op een paar andere vulkanen. Dan concentreren we ons maar op de prachtige omgeving om ons heen. Heel veel bomen en struiken in allerlei soorten en maten, veelal begroeid met allerlei mos. Of we kijken naar de sporen van de buffel en de bushbuck die we zien in de modder. Af en toe zien we ook de poep van de buffel, dus ze zijn er wel degelijk.


We gaan hoger en hoger en het wordt zwaarder en zwaarder. Mijn benen willen haast niet meer. Ik speel met de gedachte om het op te geven. Geregeld ben ik buiten adem. Gelukkig krijg ik veel steun van January, de drager van Mark, hij geeft me af een toe een hand om me over een moeilijke passage heen te trekken.



De tocht omhoog wordt verlicht door een onverwachte ontmoeting met een kameleon. Het beestje beweegt zich heel langzaam voort over het pad. Een drager pakt het diertje op en laat het vervolgens van hand naar hand gaan. Mooi om dat mee te maken.


Dan lijkt het iets minder stijl te worden en ook de vegetatie verandert. De bomen maken plaats voor nog meer struiken. Het lijkt even iets gemakkelijker te gaan, al is de vermoeidheid al zo groot, dat niets meer gemakkelijk is. De mededeling van een drager dat we nog ongeveer twintig minuten te gaan hebben klinkt opeens als muziek in de oren. Het lijkt erop dat we het toch gaan halen.


Na drie uur en drie kwartiers komen we eindelijk boven en kunnen gelijk genieten van het kratermeer. Wij hebben het volbracht. De hoogte van 3.711 meter is bereikt. We hebben ongeveer 1.000 meter in hoogte overwonnen. We hebben geluk dat we het meer kunnen zien, want soms is het zo bewolkt dat dat niet mogelijk is. Ik probeer wat te eten, maar ik ben haast te moe om een hap door mijn keel te laten gaan. Ik zie dat we eigenlijk nog niet op de top zijn en zie een hoger punt iets verderop. Ik heb geen puf om daar heen te gaan, maar het mag ook niet, want dat punt ligt in Congo. Ik ben blij dat er niet heen hoef.


Na twintig minuten op de top gaan we weer terug. We gaan precies dezelfde weg terug. Al teruglopend komen we langs stukken waarvan ik me afvraag hoe we dat in hemelsnaam hebben gedaan op de heenweg. Zo naar beneden lijk the nog wel steiler dan het op de heenweg was. Het lijkt ook veel modderiger dan het op de heenweg was.


De modder blijft steken onder mijn schoenen en er komt een enorme modderklont onder mijn schoenen. Vaak heb ik totaal geen grip op het pad. Ik krijg weer veel hulp van de drager van Mark en accepteer zijn hulp graag. Soms krijg ik extra ondersteuning van een van de militairen, die met zijn ene hand mij ondersteund, terwijl hij in de andere zijn machinegeweer vasthoudt.


De kracht uit mijn benen lijkt totaal te zijn weggevloeid. Dalen mag dan iets gemakkelijker zijn dan stijgen, ik raak niet zo veel buiten adem, maar de vermoeidheid in mijn benen maakt eigenlijk net zo zwaar. Ergens onderweg glijd ik flink weg en verstuik ik mijn enkel. Ik verga bijna van de pijn, maar ik moet door. We horen het brullen van een bushbock in de verte.

Dan komen we uiteindelijk weer bij onze eerste verzamelpunt en weten we dat we nog ongeveer een uur hebben te gaan. Het regent inmiddels en keihard en alles wordt klets en kletsnat. Bij elke stap voel ik pijn in mijn enkel. De gedachte van een zitplaats in de auto houdt me op de been.


Na drie uur dalen, komen we terug bij de parkeerplaats van de auto’s. Een hele opluchting. Het was zeer zwaar, maar het is volbracht. Ik bedank Betty en January voor hun ondersteuning en betaal hun beiden 5.000 Frw. Zonder hen had ik het waarschijnlijk niet gered.


Ik kan heerlijk uitrusten in de auto op weg naar ons hotel en alvast denken aan de warme douche die daar op mij wacht. En denk na over het waarom van de ondernomen tocht. Waarom maak je tocht van ongeveer acht uur om weer op dezelfde plek uit te komen? Omdat die berg er is? Om te bewijzen dat je het kunt? Is het meer een ding wat mannen moeten doen en laten vrouwen deze mogelijkheid gemakkelijker aan zich voorbij gaan? Allemaal vragen waar ik nog steeds het antwoord niet op weet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten